Semana 50

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansWOStudiejaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Necesitas el portátil (laptop) om de les te starten via LessonUp.

Slide 2 - Tekstslide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo a estudiar vocabulario de la familia y la casa leer ik woordjes van familie en het huis 
2. ...practicamos para el examen oefenen we voor het PW en het Portfolio


Slide 3 - Tekstslide

Prueba Toets
Peppels> Agenda > KENNEN & KUNNEN
  1.  Regelmatige werkwoorden: -ar; -er; -ir
  2.  Werkwoorden: ser, tener, llamarse
  3.  Zinnen maken met gustar.
  4. Het gebruik van también en tampoco
  5. Dieren en eigenschapen: congruentie tussen zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
  6. Woorden van Unidad 2 leren: Spaans -> Nederlands; Nederlands -> Spaans

Slide 4 - Tekstslide

Hoe heb je de SO gemaakt?

Bien :)
Más o menos :|
Mal :(

Slide 5 - Poll

Kan je de werkwoorden in tegenwoordige tijd vervoegen (so)

Slide 6 - Poll

Regels regelmatige ww AR, ER, IR:
  1. Bij ww op -AR (ER of IR) haal je de -AR (ER of IR) van het werkwoord af
  2.  De stam blijft over: HABLAR> HABL; COMER>COM,VIVIR> VIV.
  3. Daarachter zet je dan de vervoeging die bij de persoonsvorm hoort: 
  • Yo  > -O
  • Tú > -AS of -ES,  
  • Él/ella usted > -A, -E,
  • Nosotros/as > -AMOS, -EMOS, -IMOS
  •  Vosotros/as > -ÁIS, -ÉIS, -ÍS 
  • Ellos, ellas, ustedes > -AN,-EN

Slide 7 - Tekstslide

Regels regelmatige ww AR, ER, IR:
  • Bij ww op -AR zit in de vervoeging altijd een A behalve bij YO
  • Bij ww op -ER zit in de vervoeging altijd een E behalve bij YO
  • Bij ww op -IR zit in de vervoeging ook een E, behalve bij nosotros (viv)imos) en vosotros (viv(ís) én natuurlijk bij YO

  • Het accent bij de vervoeging van vosotros staat :
  • op de A (-ar) >> Habláis
  • op de E (-er) >> Coméis
  • op de I (-ir) >> vivís

Slide 8 - Tekstslide

DECIR
A
ZEGGEN
B
MAKEN
C
HEBBEN
D
OPENEN

Slide 9 - Quizvraag

HACER
A
ZEGGEN
B
MAKEN
C
HEBBEN
D
OPENEN

Slide 10 - Quizvraag

Persoonsvormen: Ezelsbruggetjes
  • Tú y yo= Jij + ik = wij = nosotros*
  • Juan y tú= andere persoon + jij = jullie = vosotros*
  • María y Pedro= hij + zij = zij (mv) = ellos
  • Adela y Laura= zij + zij = ellas*
  • Juan, señor Rivera= hij = él, óf:  u= usted  
  • Señora Martínez= zij = ella,  óf:  u= usted
  • La ciudad (en andere objecten)= het= dan óók de 3e persoon enkelvoud van het werkwoord gebruiken.


*) Gaat het alleen over vrouwelijke personen in meervoud? Dan gebruik je: nosotras, vosotras, ellas.

Slide 11 - Tekstslide

VB: ¿Qué estudia Roberto?  > Él
  1. Victoria y Elena son dos amigas  >
  2. Estos chicos son muy simpáticos >
  3.  ¿A qué hora comen los españoles? >
  4. ¿Cuales idiomas habláis? >
  5. Estas chicas viven en Uithoorn >
  6. Pablo canta una canción preciosa >
  7. ¿Cómo te llamas?
  8. Trabajo mucho en la clase >
  9. Bebemos zumo de naranja y café
Welke persoonsvorm hoort in deze zin?
(kijk naar de namen of werkwoord-uitgangen)

Slide 12 - Tekstslide

timer
1:00
  Ellas
   Ellos
Nosotros
Vosotros
     Él 
   Tú
   Yo

Victoria y Elena son dos amigas.


Estos chicos son muy simpáticos.

¿A qué hora comen los españoles?
¿Cuales idiomas habláis? 
Estas chicas viven en Uithoorn.
Pablo canta una canción preciosa.

¿Cómo te llamas?

Trabajo mucho en la clase
Bebemos zumo de naranja y café

Slide 13 - Sleepvraag

Mensen en dingen beschrijven
met bijvoeglijk naamwoorden
- Veel bijvoeglijk naamwoorden eindigen (woordenboek) op een -o en hebben 4 vormen: bonito, bonita, bonitos, bonitas (mooi)

- Bijvoeglijk naamwoorden die eindigen op een -e of op een medeklinker hebben maar 2 vormen: azul, azules (blauw)

Slide 14 - Tekstslide

timer
1:00
Schrijf een paar zelfstandige naamwoorden met de bijpassende bijvoeglijke naamwoorden in het Spaans.

Slide 15 - Woordweb

timer
1:00
Welke tips ga jij volgen?

Slide 16 - Woordweb

timer
0:30
Welke was de thema van vorige week?

Slide 17 - Woordweb

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Slide 20 - Video

Bezittelijke voornaamwoorden
enkelvoud
meervoud
mi libro
mis libros
tu  ...
tus   ...
su...
sus...
nuestro amigo
nuestra amiga
nuestros amigos
nuestras amigas

vuestro...
vuestra...
vuestros...
vuestras...
su...
sus...
Bezittelijk voornaamwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Los posesivos

Wat zijn de bezittelijk voornaamwoorden? 

Bezittelijk voornaamwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden
enkelvoud
meervoud
mi libro
mis libros
tu  ...
tus   ...
su...
sus...
nuestro amigo
nuestra amiga
nuestros amigos
nuestras amigas

vuestro...
vuestra...
vuestros...
vuestras...
su...
sus...
Bezittelijk voornaamwoorden in het Spaans

Slide 23 - Tekstslide


A
mi padres
B
mis padres

Slide 24 - Quizvraag

Bart y ____ familia
A
mi
B
tu
C
sus
D
su

Slide 25 - Quizvraag

Ana en haar opa
A
Ana y su abuelo
B
Ana y tu abuelo
C
Ana y nuetro abuelo
D
Ana y sus abuelo

Slide 26 - Quizvraag


A
las hermanas
B
mis hermanos
C
mis hermanas
D
mi hermanas

Slide 27 - Quizvraag

De familie
A
el familia
B
la familia
C
los familias
D
las familias

Slide 28 - Quizvraag

¿Quién NO es de la familia?

'wie is GEEN onderdeel van de familie'
A
madre
B
hermano
C
abuela
D
amigo

Slide 29 - Quizvraag

Pronombres posesivos
Yo vivo con _______tíos.
A
mi
B
sus
C
su
D
mis

Slide 30 - Quizvraag

 (onze) _______________ familia es muy grande.
 (jullie) _______________ perros son negros.
(jouw) _______________ abuela es simpática.
 (mijn) _______________ tías son guapas.
(zijn) _______________ hermana es holandesa.
 (haar) _______________ padres son argentinos.
(uw) _______________ madre es española.
(hun) _______________ gato es gris.
mi
vuestros
tu
mis
su
sus
su
su
nuestra
 (mijn) _______________ madre es rubia.

Slide 31 - Sleepvraag

Aprender voca Woordjes leren
timer
10:00

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ...aprendo a estudiar el vocabulario de la casa woordjes van  het huis leren.
2. ...aprendo a utilizar "hay"  leer ik de woord "hay" gebruiken.
3. ...practicamos para el examen oefenen we voor het PW en het Portfolio


Slide 34 - Tekstslide

1. Beschrijven wat er is
Hay
- Hay una cama y un escritorio.
- Hay una cocina.
- Hay muchas tiendas.

Slide 35 - Tekstslide

En mi casa .... muchas ventanas
A
hay
B
está
C
están

Slide 36 - Quizvraag

2. Beschrijven waar dat is
Hay
- Hay una cama y un escritorio en mi dormitorio.
- En mi casa hay una cocina.
- Hay muchas tiendas en Arnhem.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

En mi casa . . . . . . . tres habitaciones
A
hay
B
está
C
están

Slide 39 - Quizvraag

Es una casa ... balcón.
A
ON
B
DE
C
PARA
D
SIN

Slide 40 - Quizvraag

Es una casa ... jardín.
A
CON
B
DE
C
PARA
D
SI

Slide 41 - Quizvraag

Zet de woorden op de goede plaats
mannelijk
vrouwelijk
el chico
el balón

la casa
la silla
el borrador
la ventana

Slide 42 - Sleepvraag

Slide 43 - Link

Slide 44 - Link

¿QUÉ ES?
A
EL BAÑO
B
LA COCINA
C
EL DORMITORIO
D
EL SALÓN

Slide 45 - Quizvraag

¿QUÉ ES?
A
EL BAÑO
B
LA COCINA
C
EL DORMITORIO
D
EL SALÓN

Slide 46 - Quizvraag

¿QUÉ ES?
A
EL BAÑO
B
LA COCINA
C
EL DORMITORIO
D
EL SALÓN

Slide 47 - Quizvraag

Slide 48 - Tekstslide

¿QUÉ ES?
A
EL BAÑO
B
LA COCINA
C
EL DORMITORIO
D
EL SALÓN

Slide 49 - Quizvraag

¿QUÉ ES?
A
LA VENTANA
B
LA CORTINA
C
EL CUADRO
D
LA PUERTA

Slide 50 - Quizvraag

¿QUÉ ES?
A
LA VENTANA
B
LA CORTINA
C
LA PUERTA
D
LA CHIMENEA

Slide 51 - Quizvraag

LAS PARTES DE LA CASA

Slide 52 - Tekstslide