Beeldspraak (letter- figuurlijk taalgebruik)

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

In teksten kom je vaak zinnen met figuurlijke betekenis tegen.


Om teksten goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om figuurlijk taalgebruik te herkennen.


Wanneer je zinnen met een figuurlijke betekenis letterlijk opvat, dan is het moeilijk om de tekst te begrijpen.

Slide 2 - Tekstslide

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ook wel beeldspraak genoemd

Slide 3 - Tekstslide

Bij figuurlijke taal betekent een woord niet precies wat er staat.
.
Voorbeelden:
Hij woont in het hart van de stad.
Het is een beer van een vent.
Door hem ben ik nu mooi de sigaar.
Natalie staat te springen om op vakantie te gaan.


beeldspraak

Slide 4 - Tekstslide

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


LETTERLIJK

Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles



Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles

Slide 5 - Tekstslide

Metaforen
Een soort vergelijking waarbij je een beeld gebruikt dat niet letterlijk maar figuurlijk overeenkomt met de werkelijkheid.


Voorbeelden:
 - Voetbal is oorlog
- Die vent is een boom van een vent

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Kies de zinnen waar figuurlijk taalgebruik in voorkomt.
A
We zullen deze meneer eens flink aan de tand voelen
B
Waarom doet u dat, u bent toch geen tandarts?
C
Wat bedoelt u ? Ik zie helemaal niets aan uw hoofd.
D
‘Ik krijg een punthoofd van u

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent:
aan de tand voelen

Slide 9 - Open vraag

Mijn oom rookt als een
A
paard
B
roos
C
pauw
D
ketter

Slide 10 - Quizvraag

Zij liet me vallen als een
A
roos
B
rietje
C
baksteen
D
deur

Slide 11 - Quizvraag

Die baby slaapt als een
A
baksteen
B
pauw
C
roos
D
deur

Slide 12 - Quizvraag

Het hondje staat te trillen als
A
ketter
B
rietje
C
deur
D
baksteen

Slide 13 - Quizvraag

Zij is zo trots als een ........


deur, pauw, rietje, baksteen, roos of paard

Slide 14 - Open vraag

Die jongen is zo gek als een
deur, pauw, rietje, baksteen, roos of paard

Slide 15 - Open vraag

Hij heeft de wind in de zeilen
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 16 - Quizvraag

Hij gaat onder zeil
timer
1:00
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 17 - Quizvraag

Hij houdt een oogje in het zeil
A
Hij gaat slapen
B
Het gaat goed met hem
C
Hij let goed op wat er gebeurt

Slide 18 - Quizvraag

Extraatje: spreekwoorden raden....


Welk spreekwoord of gezegde wordt op de volgende slides afgebeeld?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Welk spreekwoord zag je op de vorige dia?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Welk spreekwoord zag je op de vorige dia?

Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Tekstslide

Welk spreekwoord zag je op de vorige dia?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Welk spreekwoord zag je op de vorige dia?

Slide 27 - Open vraag

Figuurlijk taalgebruik

Slide 28 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik

Slide 29 - Tekstslide

Aan het werk!

Slide 30 - Tekstslide