Fictie blok 3: het vertelperspectief

Vertelperspectief
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

1. Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

2. Personaal vertelperspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Vertelperspectief
Vertelperspectief
Het standpunt van waaruit een verhaal wordt verteld.

1. Ik-vertelperspectief
De gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm.

2. Personaal vertelperspectief
De gebeurtenissen worden in de hij- of zij-vorm verteld.

Slide 1 - Tekstslide

Vertelperspectief
3. Auctoriaal vertelperspectief
Dit is een alwetende verteller, die zelf geen rol speelt in het verhaal, maar hij weet alles van alle personages en gebeurtenissen.

4. Wisselend perspectief 
Soms laat een schrijver het perspectief verspringen van de ene naar de andere persoon. Meestal gebruikt hij hiervoor het personaal perspectief (hij/zij-perspectief). Heel soms gebruikt hij hiervoor verschillende ik-figuren, dan wordt bijvoorbeeld elk hoofdstuk vanuit een ander ik-figuur verteld.


Slide 2 - Tekstslide

Opdracht vertelperspectief
Op de volgende slides volgt een aantal vragen over het vertelperspectief. 

Lees de fragmenten en beantwoord de vragen.

Slide 3 - Tekstslide

Echt geweldig! Niet met mijn vrienden all inclusive naar Antalya in Turkije, maar met mijn vader en moeder naar een huisje op Schiermonnikoog.
‘Je bent pas vijfien.’ Mijn vader. ‘Ik word zestien in september!’
‘Vind je het niet meer gezellig met zijn drietjes?’ Mijn moeder.
Daar gaf ik geen antwoord op. Gezellig, dat woord kon ik al een tijd niet meer horen. Gezellig was voor oude mensen en saaie, dooie sukkels zonder gevoel voor avontuur.
‘Gaan we gezellig een eind fietsen, ik heb er nu al zin in.’ Een eind fietsen! Op Schiermonnikoog!
‘Lekker het land af met de boot.’ (mijn vader). ‘Lekker uitwaaien.’
Uitwaaien, ook zoiets belachelijks. Wat is dat, uitwaaien? Wááruit?
Ik kwam er niet onderuit, en dus zat ik op de Monnik, de veerboot van Lauwersoog naar Schiermonnikoog op een bank bij het raam naar de Waddenzee te kijken met Racoon op mijn headphone.
Mijn moeder tikte me op mijn schouder en ik maakte één oor vrij. ‘Ik ga aan dek,’ zei ze. ‘Gaan jullie mee?’ Mijn vader hees zich overeind, maar ik schudde mijn hoofd. ‘Het waait,’ zei ik. ‘Ja, daarom juist.’ ‘Gaan jullie maar. Ik pas wel op de spullen.’ Ik bleef, ondanks de teleurstelling op het gezicht van mijn moeder, zitten waar ik zat.
(Uit: Een hangmat vol beloften van Rom Molemaker )

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht vertelperspectief
Wat is het perspectief in 'Een hangmat vol beloften'?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende/auctoriale verteller
D
wisselend perspectief

Slide 5 - Quizvraag

0

Slide 6 - Video

Welk perspectief heb je net gehoord in 'Koning van Katoren'?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller
D
wisselend perspectief

Slide 7 - Quizvraag

Pas een hele tijd nadat Sterke Lour en zijn Jonge Wolven weer waren verdwenen durfden Kraai en Aïn uit hun schuilplaats te komen. De Jonge Wolven hadden op het strand wat gegeten en gedronken. Daarna waren ze in hun boten gestapt en weggevaren. Nu waren ze nergens meer te zien. 
De zon stond laag, en in de snel vallende schemering haastten Kraai en Aïn zich naar het strandje waar ze hun boot hadden verborgen. Geen van beiden was erg verbaasd dat de kano weg was. ‘Die hebben ze meegenomen, de vuile dieven,’ zei Kraai.
Hij keek naar de plek waar ze de slang hadden gebraden. De grond eromheen was omgewoeld. De twee vuurstenen lagen er nog, het schoongekloven geraamte van de slang hing een eindje verderop in het struikgewas. Aïn zei niets. ‘Wat nu?’ vroeg Kraai. ‘Slapen,’ zei Aïn. ‘Maar het is hier niet veilig,’ zei Kraai aarzelend. ‘Ik weet zeker dat ze naar ons op zoek waren.’ ‘Die komen heus niet terug,’ zei Aïn. ‘Zoek maar een plekje.’ Ze zwaaide onverschillig met haar hand, alsof ze wilde zeggen dat hij overal mocht gaan slapen – alleen niet naast haar. Het was bijna donker. Ze liep naar de boom waaronder ze eerder die dag had liggen dutten.
Kraai zweeg. Aïn was zo snauwerig. Mistroostig pakte hij de twee vuurstenen en probeerde er scherven van af te slaan. Hij had geleerd dat je zo een vuistbijl kon maken, of een mes, maar hij was daar niet goed in.
Hij bleef een tijdje met de vuurstenen aan de gang, maar toen zijn ogen
bijna dichtvielen ging hij toch naast Aïn liggen. Hij viel bijna meteen in
slaap.

Slide 8 - Tekstslide

Welk perspectief heb je net gehoord in 'Offerkind'?
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetende verteller
D
wisselend perspectief

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht vertelperspectief

De zin: 'Later zou hij nog vaak aan deze dag terugdenken', kom je tegen bij . . .
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
personaal perspectief
D
elk vertelperspectief

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht vertelperspectief

Als je graag meeleeft met de hoofdpersoon, lees je het liefst boeken met een . . .
A
alwetende verteller
B
personaal perspectief
C
ik-perspectief

Slide 11 - Quizvraag

Zelfstandig werken
  • Zorg dat je een boek leest of gaat lezen. Volgende week dinsdag geef je titel en auteur aan mij door.
  • Heb je het verhaal al gelezen en opdracht 1 gemaakt, maak dan opdracht 4 van fictie, blok 3

Slide 12 - Tekstslide