Taalverzorging H2 d en t

Nederlands
Taalverzorging H 2 -d of -t woorden
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Taalverzorging H 2 -d of -t woorden

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lesson up vragen
Video met uitleg
Maken start t/m 4
Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel

Aan het eind van deze les:

  1. Weet je hoe je kunt bepalen of een woord op -t of -d eindigt.


Slide 3 - Tekstslide

Let op: lastig onderwerp!

Slide 4 - Tekstslide

Een paar_ loopt graag in de wei
A
paard
B
paart

Slide 5 - Quizvraag

Een slak en een pa_ zijn graag 's nachts wakker
A
pad
B
pat

Slide 6 - Quizvraag

Een leeuw heeft een lange staar_
A
staard
B
staart

Slide 7 - Quizvraag

Het liefs_ eet ik chocolade-ijs
A
liefsd
B
liefst

Slide 8 - Quizvraag

De haan kraait vroeg in de ochten_
A
ochtend
B
ochtent

Slide 9 - Quizvraag

De haan kraait vroeg in de ochten_
A
ochtend
B
ochtent

Slide 10 - Quizvraag

Welke regel heb je in de vorige vragen steeds toegepast?

Slide 11 - Woordweb

Hoe weet je of je een -t of -d schrijft?

Kijk naar de volgende filmpjes

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Laatste letter: -t of een -d

Veel woorden eindigen aan het eind met een t-klank.

- Bij sommige woorden schrijf je de t-klank als een -t;

- Bij andere woorden schrijf je de t-klank als een -d.


Bij werkwoorden schrijf je de t-klank soms als -dt. Dat wordt in een andere les uitgelegd.


Slide 15 - Tekstslide

t-klank: laatste letter een -t

Woorden als:


staart - wit - kist

- (het is) gelukt - kast -

klant - zacht - kat - rit


Slide 16 - Tekstslide

t-klank: laatste letter een -d

Woorden als:


hond - wild - grond

- (ik ben) geslaagd - brand -

mond - kind - zand - goud


Slide 17 - Tekstslide

VERLENGPROEF

Als het woord géén persoonsvorm is, dan gebruik je de verlengproef om te horen of je een -t of een -d aan het eind van een woord moet schrijven. Bijvoorbeeld 2 honden dus 1 hond.


Je maakt het woord met een t-klank langer met -e, -en of -ig.

Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.

Slide 18 - Tekstslide

VOORBEELD

root of rood?


Langer maken met -e:

rode


Je hoort een -d, dus je schrijft ROOD

Slide 19 - Tekstslide

VOORBEELD

kast of kasd?


Langer maken met -en:

kasten


Je hoort een -t, dus je schrijft KAST

Slide 20 - Tekstslide

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
lant
B
land

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
vat
B
vad

Slide 22 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
heet
B
heed

Slide 23 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
rant
B
rand

Slide 24 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
patiënt
B
patiënd

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven? Controleer met de verlengproef
A
stat
B
stad

Slide 26 - Quizvraag

Start
Klassikaal de start opdracht maken op blz 74

Slide 27 - Tekstslide

Maak nu zelfstandig opdrachten 1 t/m 4
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk:
1 t/m 4 op blz 74 + 75 moet af

Slide 29 - Tekstslide