diagnostische toets

Diagnostische toets 
BSM boek H3 Bewegen en samenleving 
PO frisbee en tennis
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Diagnostische toets 
BSM boek H3 Bewegen en samenleving 
PO frisbee en tennis

Slide 1 - Tekstslide

Waarom leven we in een bewegingsarme samenleving?
A
We sporten minder, want we hebben geen tijd.
B
We hebben in vergelijk met vroeger minder actieve/fysieke beroepen.
C
We hebben meer computergames/tablets en smartphones
D
We vinden sociaal samen zijn belangrijker geworden.

Slide 2 - Quizvraag

Wat was er anders aan de lichaamsbeweging in de Romeinse tijd in vergelijking met de Griekse tijd?
A
De sport was bij de Romeinen vooral in de scholen gesitueerd
B
De Grieken kregen een stevige militaire training voor in het Griekse leger
C
De beweging bij de Grieken was gericht op de dagelijkse werkelijkheid, bijvoorbeeld in de arbeid
D
De beweging bij de Romeinen was gericht op de dagelijkse werkelijkheid, bijvoorbeeld in de arbeid

Slide 3 - Quizvraag

Een bekende uitspraak van de filosofen Plato en Sokrates is 'Mens sana in corpore sano'.
Wat betekent deze zin?
A
een gezond lichaam en een sterke geest
B
een gezond lichaam is een heldere geest
C
een gezonde geest in een gezond lichaam
D
een gezond lichaam is een sterk lichaam

Slide 4 - Quizvraag

Wat heeft de industrialisatie met de ontwikkeling van de sport te maken gehad?
A
Er kwam een economische groei
B
Er kwam meer vrije tijd
C
Er was minder beweging in de beroepen
D
De antwoorden van A, B en C zijn allemaal goed

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heeft sponsoring bijgedragen aan het bestaan van een professionele sporter?
A
Als je een sponsor hebt ben je automatisch een betere sporter
B
Door sponsorgelden kon men van zijn sport zijn beroep maken en had de sponsor reclame voor zijn bedrijf. Een win-win situatie.
C
Het bedrijfsleven ontdekte de sport als doel om reclame te maken
D
Sporters richten zich meer op het geld verdienen , door veel sponsors te zoeken, daar staken ze veel tijd in.

Slide 6 - Quizvraag

Stelling 1: Actieve sport is georganiseerde sport en ongeorganiseerde sport

Stelling 2: Bij recreatief sporten neem je nooit deel aan wedstrijden
A
beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

Slide 7 - Quizvraag

Stelling 1: Door de wetenschap en de fysiologische en anatomische kennis is sportmateriaal sterk verbeterd. Denk aan de klapschaats

Stelling 2: Een wedstrijdsporter sport minimaal 2 uur per week en traint daarbij 1-2 uur per keer
A
beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

Slide 8 - Quizvraag

Welke dopingsoort wordt hieronder beschreven?

Deze dopingsoort bevorderd de aanmaak van testosteron, de spieromvang neemt toe.
A
Bloeddoping
B
Groeihormonen
C
Gendoping
D
Pepmiddelen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van sportbonden van internationaal naar lokaal:
A. FC Twente
B. UEFA
C. KNVB
D. FIFA
A
DCBA
B
ACBD
C
ADBC
D
DBCA

Slide 10 - Quizvraag

Welke 3 functies vallen meestal onder het bestuur?
A
Voorzitter, secretaris, sponsorcommissie
B
Penningmeester, voorzitter, trainer
C
Erelid, secretaris, penningmeester
D
Voorzitter, penningmeester, secretaris

Slide 11 - Quizvraag

Tennis
Stelling 1
Als je het niet met elkaar eens bent over een punt, dan speel je het punt opnieuw en heet dat een 'set'

Stelling 2
Als je in de rally een bal van boven je hoofd slaat, dan heet dat een drop-shot
A
Beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

Slide 12 - Quizvraag

Tennis
Stelling 1
Bij een dubbelspel mag de service ook in de tramrails komen

Stelling 2
Als het 40-40 staat heet dat "deuce"
A
Beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

Slide 13 - Quizvraag

Frisbee
Stelling 1
Frisbee speel je officieel 8 tegen 8

Stelling 2
Na elk doelpunt wissel je van eindvak/scoringsvak
A
Beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

Slide 14 - Quizvraag

Frisbee
Stelling 1
Zowel bij de forhand als de backhand stap je met hetzelfde been uit

Stelling 2
Als je vindt dat je directe tegenstander een overstreding maakt roep je 'fout'
A
Beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
D
stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist

Slide 15 - Quizvraag

Heel veel succes met jullie SE!

Slide 16 - Tekstslide