Massa media/high art/low art/postmodernisme

Massacultuur
1950-heden
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Massacultuur
1950-heden

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
Lesdoelen:
Kort herhalen; wat is ook alweer massacultuur en hoe tot stand gekomen?
Je weet wat; massacultuur, massamedia, hoge en lage kunst, en postmodernisme zijn


Oefenvragen waarbij we behandelen: vormgeving/inhoud/plaatsing in tijd/postmodernisme/hoge/lage cultuur (lesdoelen checken)

Slide 2 - Tekstslide

Even herhalen...

Slide 3 - Tekstslide

In de massacultuur vervaagt het verschil tussen ‘lage’ en ‘hoge’ kunsten 

  • HOGE kunst wordt gezien als kunst voor de Elite. 
  • LAGE kunst wordt gezien als kunst voor de ‘gewone’ mens. 
  • Kunst- en cultuurvormen die voorheen slechts voor de elite waren bestemd (‘hoge’ kunst) worden onderdeel van de massacultuur.  
  • Ook komt de (‘lage’ kunst) via kunstenaars als Keith Haring, Andy Warhol in het museum terecht waardoor het ineens ook wordt geaccepteerd door de elite.  

Slide 4 - Tekstslide

Hoge kunst
  • Elitair (voor mensen met geld en opleiding)
  • Moeilijk te begrijpen zonder kennis van zaken
  • Op officiële kunstplekken zoals musea, concertzalen en theaters.
  • Klassieke muziek, ballet
Lage kunst
  • Voor de massa
(iedereen, de gewone mens)
  • Onderdeel van vrijetijds-industrie en amusement
  • Makkelijk toegankelijk via media zoals televisie, radio en internet
  • Popmuziek, hiphop, graffiti

Slide 5 - Tekstslide


Waarom gebruikten  veel  popart kunstenaars beelden uit de reclame?

Slide 6 - Open vraag


Warhol maakte ook deze '16 jacky's'. Warhol maakt hier gebruik van persofoto's van Jacky Kennedy (na de moord op Kennedy, de toemalige president van Amerika in 1963). Waarom is dit werk een typisch voorbeeld van Popart? 
(meer antwoorden mogelijk)
A
Gebruik van bestaande plaatjes en herhaling van die plaatjes
B
Gebruik van foto's en zwart-wit afdrukken
C
het onderwerp is een bekend figuur en de plaatjes zijn uitvergroot
D
Hij maakt gebruik van verschillende afdrukken en geeft daar zijn eigen 'draai' aan

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Hoge kunst
Lage kunst

Slide 10 - Sleepvraag

Postmodernisme
  • Door de stijgende welvaart wil de moderne mens 24 uur per dag genieten en vermaakt worden. (= hedonisme)
    -> Hier spelen diverse kunstvormen op in.
  • Ontstaan van het POSTMODERNISME: kunstenaars die tot deze stroming behoorden vonden dat het niet meer mogelijk was om steeds iets nieuws te verzinnen. Met bestaande kunst/voorwerpen nieuwe kunst maken. 


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken postmodernisme (in de beeldende kunst)
  • makkelijk communicerende kunst/ geen diepgaande betekenis
  • twijfel aan 'de waarheid' en bestaande systemen
  • speelsheid is aanwezig/ kitsch
  • maken veel gebruik van opzichtige kleuren (vooral primair)
  • kopiëren van stijlen uit het verleden maar op hun manier.
      bv. Klassieke zuilen ipv marmer van glimmend staal
  • gebruik maken van clichés
  • van bestaande kunst/voorwerpen nieuwe maken maar de bestaande betekenis ondermijnen
  • betekenis- of inhoudsloos
  • Veel gebruik maken van glimmende voorwerpen (vooral in de architectuur)

Slide 13 - Tekstslide

Belangrijkste begrippen
massacultuur: de cultuur van de grote massa, met kunstwerken die onpersoonlijk en oppervlakkig zijn.
massamedia: de pers, radio, film, televisie en internet. Deze vormen van massacommunicatie hadden en hebben nog steeds een belangrijke rol in de verspreiding van deze massacultuur.
hoge en lage kunst: kunst van de elite en kunst van het volk. In de massacultuur vervagen de grenzen tussen ‘lage’ en ‘hoge’ kunst:
postmodernisme: stroming ná het modernisme, waarin men vindt dat je niets nieuws meer hoeft te verzinnen.

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf op onder elkaar wat is:
massacultuur, massamedia, hoge en lage kunst en postmodernisme. (leg het begrip uit)

Slide 15 - Open vraag

OEFENVRAGEN 
MASSACULTUUR

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

4.

Slide 18 - Tekstslide

Noem een aspect van de voorstelling dat verwijst naar de populaire cultuur.

Slide 19 - Open vraag

Noem een kenmerk van de vormgeving dat afkomstig is uit de wereld van strips.

Slide 20 - Open vraag

Welk commentaar had de kunstenaar op de huidige samenleving?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Geef aan waarom de relativerende houding van kunstenaars past bij het postmodernisme.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide