Betoog schrijven

Opdracht: schrijf een betogend artikel voor een modemagazine voor jongeren 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opdracht: schrijf een betogend artikel voor een modemagazine voor jongeren 

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerpen
religieuze hoofdbedekking (hijab, keppel, pruik, tulband, etc.) 
koninklijke hoofdbedekking (kroon, diadeem) en andere koninklijke sieraden  - Aditya
kleding voor mannen/kleding voor vrouwen? - Luna
kapsel en identiteit
“snelle” mode - Shira/Hadar
ultrafashion - Mia
symboliek van sieraden - Annika
merkkleding en namaakkleding - Otis/Keerthi
Het belang van uiterlijk 
Wat doet social media met ons?  Aditi
tatoeages -Mohammad

Slide 2 - Tekstslide

Onderwerpen
het schooluniform - sachi/Slava
modetrends 
designerkleding Rajvi 
politie-uniformen  Duke
klederdracht (traditionele kleding in Nederland, bv. Zeeland, Volendam) -Oleksandre
punks en kleding
hiphopkleding -Sebastian 
J-fashion    
K-Fasion
jongeren en modetrends
Skatewear - Max                           Sportkleding - Jasper

Slide 3 - Tekstslide

Uiterlijk en identiteit
Onze kleding laat veel zien van onze identiteit: wie we (willen) zijn en wat we denken. 
Met veel kleren en accessoires dragen we een bepaalde boodschap uit. 
Ook is er kleding, zoals het uniform, die juist bedoeld is om de aandacht af te leiden van onze individuele identiteit en onze groepsidentiteit te benadrukken.

Slide 4 - Tekstslide

Uiterlijk en identiteit

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Het betoog: wat is dat?

Slide 7 - Tekstslide

Een betoog is: 
een tekst waarin de schrijver de lezer wil overtuigen (convince)

Slide 8 - Tekstslide

Regels/format van betoog
* Pakkende titel (laat je mening al "doorschemeren"
* Goede intro
* middenstuk met argumenten
* afsluiting 

Slide 9 - Tekstslide

Inleiding/intro/lead
Er zijn 4 manieren:

1. Een kort verhaaltje/anekdote
2. De aanleiding (motive) van je betoog
3. De introductie van je onderwerp en je standpunt
4. Een vraag stellen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Stelling: Jongens roddelen (gossip) meer dan meisjes

Schrijf een intro. Je mag kiezen of dit wel of niet jouw mening is.

Je hoort van de docent welke intro je schrijft.

Slide 12 - Tekstslide

Waarom roddelen meisjes altijd? Wat hebben zij altijd te bespreken? Wie kent één meisje dat niet roddelt?

Slide 13 - Tekstslide

Mijn broer is altijd aan het fluisteren. Met mijn andere broer, met zijn vrieden, zelfs met mijn vader. Ik weet nooit waar ze over praten, maar het lijkt wel geheim.

Slide 14 - Tekstslide

Er is een nieuw onderzoek verschenen over `gossip'. Jongens blijken 60 % meer te roddelen dan meisjes. De jongens van 15 zijn de grootste roddelaars. 75 % van de jongens van 15 jaar roddelt dagelijks.

Slide 15 - Tekstslide

Ik wil het deze week hebben over een heel belangrijk onderwerp: roddelen. Iedereen doet het, maar bijna iedereeen zegt: ik doe het nooit.

Slide 16 - Tekstslide

Het betoog
Onderwerp + mening + argumenten (feiten en bronnen!)

Slide 17 - Tekstslide

1. Energiedrankjes moeten verboden worden
2. Fatbikes moeten verboden worden in de stad
3. Mobiele telefoons moeten verboden worden in de school
4. De leeftijd om te mogen werken, moet omlaag naar 12 jaar

 Een argument kan beginnen met: Omdat, daarom, want, dus

Opdracht: Schrijf een argument bij elke stelling

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het argument in elke zin?
 
1. Ik ga morgen naar de bioscoop, want er draait een leuke film.
2. Omdat gokken(gambling) verslavend is, moet het verboden worden.
3. Iedereen moet een schooluniform aan, want dan wordt er minder gepest.
4. Niemand leest meer boeken, dus bibliotheken zijn overbodig.
5. Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda’s.
6. Kinderen worden online soms gepest, daarom moeten ouders kunnen meekijken op hun computer.

Slide 19 - Tekstslide

Argumenten (feiten!)
Fout: Ik vind dit en jij bent echt dom als je dit niet ook vindt. 
Goed: Ik vind dit, want ik heb in de krant gelezen dat…
of: 
Fout: Ik wil niet meepraten over het klimaat want ik vind die gesprekken saai. 
Goed: Ik wil niet meepraten over het klimaat, want ik denk niet dat ik er meer over weet dan de mensen die er nu over praten met elkaar.

Tegenargument + weerlegging

Slide 20 - Tekstslide

In een betoog gebruik je altijd:

3 argumenten (feiten)
een tegenargument en 
een weerlegging (van het tegenargument)

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld: Roken is slecht voor je
Argument 1:
Argument 2:
Argument 3:

Tegenargument:

Weerlegging:

Slide 22 - Tekstslide

Afsluiting van de tekst
Je noemt nog een keer (kort!) jouw argumenten en standpunt.
Een uitsmijter = krachtige slotzin van je tekst, bijvoorbeeld: 
Tatoeages: littekens voor het leven! 
Bij de afsluiting kan je kiezen:
conclusie
samenvatting
advies

Slide 23 - Tekstslide