Zinsdelen en werkwoordelijk gezegde

Hoe kun je persoonsvorm ook alweer vinden?
1 / 27
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoe kun je persoonsvorm ook alweer vinden?

Slide 1 - Open vraag

Zet deze zin in een andere tijd:
We hebben een taart gemaakt.

Slide 2 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm?

In zijn broek heeft Robin een scheur.
A
zijn
B
Robin
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.

Slide 3 - Quizvraag

Zinsdelen

  • Een zin verdelen in stukken die bij elkaar horen.
  • Bestaat uit 1 of meer woorden.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe verdeel je je zin in zinsdelen?

Mijn moeder / drinkt / meestal / koffie met opgeklopte melk.


Stap 1: zoek de pv

Stap 2: zet voor en achter de pv zinsdeelstrepen


TIP: Alle woorden die VÓÓR de persoonsvorm staan, zijn één zinsdeel!

Slide 5 - Tekstslide

Hoe verdeel je je zin in zinsdelen?

Mijn moeder / drinkt / meestal / koffie met opgeklopte melk.


Stap 3: kijk welke woorden je samen voor de pv kunt zetten.

> Meestal / drinkt / mijn moeder / koffie met opgeklopte melk.

> Koffie met opgeklopte melk / drinkt / mijn moeder / meestal.

Stap 4: zet de zinsdeelstrepen!

Slide 6 - Tekstslide

Waar zet je de zinsdeelstrepen?

Hij bakte snel een paar pannenkoeken.

Slide 7 - Open vraag

Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. 
Een persoonsvorm behoort dus ook altijd tot het werkwoordelijk gezegde.

Slide 8 - Tekstslide

OPDRACHT
In de volgende zinnen bestaat het werkwoordelijk gezegde uit één woord ( de persoonsvorm).

Noteer steeds het werkwoordelijk gezegde.

Slide 9 - Tekstslide

Aan de wand hangen een paar posters.

Slide 10 - Open vraag

Gjalt stuurt Boris een mailtje.

Slide 11 - Open vraag

OPDRACHT
In de volgende zinnen bestaat het werkwoordelijk gezegde 
uit meerdere woorden 
(de persoonsvorm + alle andere werkwoorden).

Noteer steeds het werkwoordelijk gezegde.
Zet de persoonsvorm steeds voorop!

Slide 12 - Tekstslide

Een jongen kan ballonnen opblazen met zijn neus.

Slide 13 - Open vraag

Een vrouw heeft 30 jaar haar nagels laten groeien.

Slide 14 - Open vraag

Zou jij ook met een records in het Guinness Book of records willen staan?

Slide 15 - Open vraag

Programma dinsdag 2 november
  • Lezen
  • Terugkoppeling grammatica
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik weet
  • dat er drie lidwoorden zijn: de, het en een;
  • dat een lidwoord (lw) voor een zelfstandig naamwoord (znw) staat;
  • dat zelfstandige naamwoorden woorden voor mensen, dieren of dingen zijn;
  • dat je de meeste zelfstandige naamwoorden in het meervoud kunt zetten;
  • dat het werkwoordelijk gezegde een zinsdeel is dat bestaat uit alle werkwoorden van de zin;
  • dat je zinnen in zinsdelen kunt verdelen.

Slide 17 - Tekstslide

Grammatica
Woordsoorten

Slide 18 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
Geen zelfstandig naamwoord
vandaag
verstandkies
naar
angst
school
huis
over
over
film
verwend

Slide 19 - Sleepvraag

De
verkoper
glimlacht
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Sleepvraag

Grammatica
Zinsdelen

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde:
Hij heeft de hele avond televisie gekeken.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde:
Durf jij daar te blijven staan?

Slide 23 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde:
Hij stond zeker een uur te wachten.

Slide 24 - Open vraag

Verdeel in zinsdelen:
De docent heeft het proefwerk nagekeken.

Slide 25 - Open vraag

Zelfstandig werken
Studieplanner in Learnbeat

Slide 26 - Tekstslide

Ik heb nog extra uitleg of oefeningen nodig over:
A
lidwoorden en/of zelfstandige naamwoorden
B
het werkwoordelijk gezegde
C
zinsdelen verdelen
D
ik snap alles

Slide 27 - Quizvraag