les 4 Nederlands

Waarom gebruik je een REKENMACHINE ?
1 / 35
volgende
Slide 1: Woordweb
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Waarom gebruik je een REKENMACHINE ?

Slide 1 - Woordweb

Opdracht 1:
John bestelt Chips en Cola voor zichzelf en 6 vrienden.
Prijzen: Chips € 2 en Cola € 1,65
Hoe bereken je de totale kosten?
A
kosten = 2 + 1,65 x 7
B
(2 + 1,65) x 7 = kosten
C
7 x (2 +1,65) = kosten
D
kosten = (7 + 1,65) x 2

Slide 2 - Quizvraag

Uitleg Opdracht 1:

Beide prijzen, 2 € en 1,65 €, moeten met 7 vermenigvuldigd worden, omdat alle 7 jongens chips en cola krijgen.
Dit doe je door 2 + 1,65 tussen haakjes te zetten 

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 2:
Bereken met je rekenmachine:
a. 13,5 + 9,2 x 8,3 =
A
89,68
B
89,86
C
98,86
D
98,68

Slide 4 - Quizvraag

Opdracht 3:
Bereken met je rekenmachine:
6,1 x (3,7 - 5,4) =
A
13.07
B
10,37
C
-10.37
D
-13.07

Slide 5 - Quizvraag

Opdracht 4:
6,5 x 8,2 + 4,8 : 8 =
A
35,9
B
95.3
C
39,5
D
53.9

Slide 6 - Quizvraag

Opmerkingen bij opdr 2, 3 en 4
Bij deze opdrachten is het belangrijk dat je secuur werkt.
Let op dat je niets vergeet in te typen, haakjes bijvoorbeeld.
Je hoeft trouwens helemaal niets van de "volgorde bij berekeningen" te begrijpen om deze opdrachten goed te maken.
Your sillicone friend, the calculator, takes good care of that!

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Opdracht 5:
Schrijf dit getal als decimaal getal, gebruik je rekenmachine.
Rond af drie decimalen.

4228
A
0,667
B
0.667
C
0,666
D
0.666

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg opdracht 5:

 Als je          als decimaal getal, afgerond op 3 decimalen wil schrijven kan je:
  
 -  '28 : 42 ='  intypen op je rekenmachine, rond het antwoord af. 
OF: gebruik de 'a  b/c' knop, op de linker kolom van je rekenmachine, 3de knop van boven:
     - type in:  '28  a  b/c  42 ='. Je krijgt nu een breuk te zien!
Om hier een decimaal getal van te maken druk je nog een keer op de  'a  b/c' knop.
Rond het antwoord af
4228

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 6:
Doe dit ook voor:
6
97
A
7,668
B
6,887
C
6,778
D
8,667

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg opdracht 6:
Hoe type je  6     in  ?
Twee manieren:
               -        6 + 7 : 9 =        , of:
               -         6  a b/c   7  a b/c  9  =
Je krijgt nu een breuk te zien. Om hier een decimaal getal van te maken druk je op 'a  b/c'.
Rond je antwoord af.

97

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 7:
Do dit ook voor:
39
5147
A
93,922
B
39.922
C
92,229
D
39,922

Slide 13 - Quizvraag

Opdracht 8:
Bereken en rond af op een geheel getal:

8842 x
135
A
3400
B
3401
C
340,1
D
34,1

Slide 14 - Quizvraag

Uitleg A :
Hoe los je een vergelijking op waarbij je het antwoord afrond?
Voorbeeld:
Los deze vergelijking op:
47c - 38 = -7 (leg een bordje op 47c)
47c = 31
c = 
 c        0.660 
Zie de volgende slide voor de notatie! 
4731

Slide 15 - Tekstslide

               Notatie van een benadering
Uitleg B:
 
De oplossing
kan als volgt als een decimaal getal genoteerd worden:                         0.660
Dit getal is afgerond op 3 decimalen. 
Het tekentje         betekend 'is ongeveer gelijk aan' en geeft aan dat het om een afgerond antwoord gaat.
4731
4731

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 9:
Los de volgende vergelijking op, noteer je stappen op papier en rond je antwoord af:
17 + 16x = 40
Rond af op drie decimalen.
Finally choose the right answer!
A
1.44
B
1,438
C
1,44
D
14,4

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg opdracht 9:
Los de vergelijking op:
17 + 16x = 40
16x = 23 
x =  
Afgerond op drie decimalen  x      1.438
1623

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 10:
Los de volgende vergelijking op, noteer je stappen:
-9v + 19 = 32
Rond je antwoord af op 2 decimalen.
Gebruik het teken (' is ongeveer gelijk aan'),
Kies het juiste antwoord.

A
-1,44
B
-1,444
C
-1,445
D
1,444

Slide 19 - Quizvraag

Uitleg opdracht 10:
a. -9v + 19 =32
-9v = 13
v = 
v     -1.44
913

Slide 20 - Tekstslide

HUISWERK
De volgende slides zijn huiswerkopdrachten
Als je een fout antwoord geeft, probeer de opdracht dan nog een keer.
Je hebt de keuze uit:
- extra basis opdrachten (paarse cirkel) (vooral voor de blauwe en groene groep)
- uitdagende opdrachten (yellow circle) (vooral voor de paarse groep)
- een combinatie van beide opdrachten (purple and yellow circles),          
   Je mag zelf kiezen, maar je moet wel minstens de helft van de opdrachten maken.
   Je mag ook alle opdrachten maken


Slide 21 - Tekstslide

Extra BASIS:
Opdracht 11:
Bereken met je rekenmachine:
0,5 + (4,6 + 12,4 ) : 34 =
A
2
B
1
C
0
D
3

Slide 22 - Quizvraag

Extra Basis:
Opdracht 12:
Bereken:
(24,9 - 12,5) x 8,8 - 10,4 =
A
89.72
B
98,72
C
98.72
D
97.72

Slide 23 - Quizvraag

Opdracht 13:
Welk(e) getal(len) kunnen niet geschreven worden als een decimaal getal dat precies dezelfde waarde heeft?

41
32
65
54
A
alleen 2/3
B
1/4 en 5/6
C
5/6 en 4/5
D
2/3 en 5/6

Slide 24 - Quizvraag

Opdracht 14: Extra Basis: Bereken en rond af op 2 decimalen
477 x
74
A
272.57
B
227,57
C
272,57
D
227,571

Slide 25 - Quizvraag

Opdracht 15:
Los de vergelijking op, noteer je stappen.
Gebruik de bordjesmethode.
Rond je antwoord af op 3 decimalen
Kies dan het juiste antwoord.
47c - 38 = -7
A
0,660
B
0,661
C
0,659
D
0.660

Slide 26 - Quizvraag

UITDAGING:
Opdracht 16:
Stel een vergelijking op met de volgende informatie:
27 voetballers moeten naar een voetbalwedstrijd gebracht worden
5 van hen rijden altijd met hun coach mee.
In de auto's van de ouders is per auto plek voor 3 voetballers
Noem het aantal ouders n.
Welke van de onderstaande vergelijkingen hoort bij deze informatie?

A
27 = 4n + 5
B
5n + 3 = 27
C
5 + 3n = 27
D
27 = 5n + 3

Slide 27 - Quizvraag

UITDAGING:
Opdracht 17:
Los de vergelijking van de vorige slide op:
5 + 3n = 27
Dus, berekenen n, het aantal ouders
Rond je antwoord verstandig af!
A
n = 7,333
B
n = 7
C
n = 7,3
D
n = 8

Slide 28 - Quizvraag

Extra Basis
Opdracht 18:
Los deze vergelijking op papier op.
Rond je antwoord af op 3 decimalen
Kies vervolgens het juiste antwoord
2388 = 2000x + 387
A
1,0005
B
1,002
C
1,001
D
-1,001

Slide 29 - Quizvraag

Extra Basis: Opdracht 19:
Los deze vergelijking op papier op.
Bereken het antwoord met je rekenmachine, rond af op drie decimalen:
123 = 23e - 3

A
5,47
B
5,48
C
5.48
D
5,478

Slide 30 - Quizvraag

Beste jongens en meiden, dit was de laatste "extra opdracht".
Nu volgt nog een laatse "uitdaging"
Hopenlijk heb je veel geleerd en vond je het leuk!

Slide 31 - Tekstslide

Uitdaging:
Opdracht 20:
In 2008 werd het wereldrecord gevestigd voor de snelste reis rond de wereld in een speedboat. Deze reis duurde 1663,82 uur. Hoeveel is dit in dagen, uren en minuten? Rond af op hele minuten.
A
99829,2 minuten
B
69 dagen, 7 uur en 53,4 minuten
C
69 dagen, 7 uur en 53 minuten
D
69 dagen, 7 uur en 54 minuten

Slide 32 - Quizvraag

Beste jongens en meiden, dat was de laatste huiswerkopdracht!
Hopenlijk heb je veel geleerd en vond je het leuk!

Slide 33 - Tekstslide


A

Slide 34 - Quizvraag


A

Slide 35 - Quizvraag