Fictie blok 4 - les 2

Welkom!

Je les gaat zo beginnen. Volg alvast de instructies hiernaast als je binnenkomt. 
Camera aan
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Je les gaat zo beginnen. Volg alvast de instructies hiernaast als je binnenkomt. 
Camera aan

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom bij de les fictie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
  • Lesdoelen.
  • Huiswerk nakijken
  • Aan de slag. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les kan ik...
  • aangeven wat voor soort spanning er is gebruikt in het verhaal.
  • aangeven in welke setting het verhaal zich afspeelt.  

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Over lezen
Als je een verhaal leest, wil je graag dat het spannend is. Er zijn verschillende technieken om een verhaal spannend te maken.
  1. open plekken
  2. uitstel
  3. vermoeden
  4. onverwachte wending
  5. informatievoorsprong
  6. bedreigende situatie of omgeving
  7. cliffhanger

Slide 5 - Tekstslide

Stijlfiguur is voor indruk maken op de lezer.

Beeldspraak je gebruikt een beeld om iemand te typeren.

metafoor is een impliciete vergelijking
Setting
Een schrijver kiest voor een verhaal een tijd waarin het zich afspeelt en een plaats of een aantal plaatsen.
  1. Ruimte: alles wat te maken heeft met plaatsen (binnen/buiten).
  2. Setting: tijd en ruimte samen.
  3. Sfeer: de manier waarop de setting wordt beschreven. Enkele voorbeelden: gespannen, dreigende en vrolijke.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom!

Je les gaat zo beginnen. Volg alvast de instructies hiernaast als je binnenkomt. 
Camera aan

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welkom bij de les fictie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
  • Lesdoelen.
  • Huiswerk nakijken
  • Aan de slag. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van de les kan ik...
  • op lezen voor de lijst zoeken naar een boek voor mijn opdracht. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijm in gedichten
Je hebt verschillende soorten rijm:
  1. binnenrijm: rijmende woorden in dezelfde versregel.
  2. eindrijm: rijmende woorden aan het einde van de versregel. (rijmschema)
  3. volrijm: als de beklemtoonde klinker en de erop volgende klanken van de rijmwoorden hetzelfde zijn. 
  4. halfrijm: rijmen alleen de klinkers of de medeklinkers. 
  • assonantie: alleen de klinkers rijmen. (raam-staan)
  • alliteratie: de beginmedeklinkers van woorden zijn hetzelfde. (handige Harry)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rijmschema's
  1. gepaard rijm: telkens twee versregels rijmen op elkaar (aabb). 
  2. gekruist rijm: de versregels rijmen om en om op elkaar (abab).
  3. omarmend rijm: versregels 1 en 4 rijmen op elkaar, daartussen rijmen versregels 2 en 3 op elkaar (abba). 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies