Accrual Accounting 25.2 + 25.3

 H25 Accrual-accounting
  • 25.2 Opbrengsten en ontvangsten 
  • 25.3 Het matchingprincipe
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

 H25 Accrual-accounting
  • 25.2 Opbrengsten en ontvangsten 
  • 25.3 Het matchingprincipe

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt een onderscheid maken tussen opbrengsten en ontvangsten
  2. Je kunt opbrengsten en ontvangsten verwerken op de balans en in de winst-en-verliesrekening 
  3. Je kunt kosten verwerken op de winst en verliesrekening op basis van een direct verband van deze kosten met de opbrengsten.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Opbrengsten en ontvangsten
Opbrengsten
  • Voorbeelden: omzet, verkoop activa, interestopbrengsten 
Ontvangsten
  • Financiële feiten waardoor saldo bank of kas toeneemt 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Transitorische posten
Uitstelpost: verwerking in resultatenrekening volgt op later moment dan de ontvangst van de gelden
Anticipatiepost: ontvangst volgt op later moment dan de verwerking in de resultatenrekening 

Slide 11 - Tekstslide

Een aantal vragen..

Slide 12 - Tekstslide

Winst = het positieve verschil tussen de opbrengsten en ....
A
inkoop
B
schulden
C
kosten
D
verlies

Slide 13 - Quizvraag

Afschrijvingen zijn
A
Uitgaven
B
Transitoria
C
Kosten
D
Schulden

Slide 14 - Quizvraag

Mijnheer Heuvels heeft een huis gekocht van
E 100.000 en een lineaire hypothecaire lening van 10 jaar afgesloten. De rente bedraagt 4.5 %
De totale kosten voor het eerste jaar zijn
A
E 14.500
B
E 10.000
C
Geen van de mogelijkheden
D
E 4.500

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Bereken wat hij op 30 april aan huur zal ontvangen

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Hoe groot is de vordering op de huurder op 31 mei 2017?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Hoe groot is de huuropbrengsten voor de maand mei 2017?

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Hoe groot is de huurontvangsten voor de maand mei 2017?

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Hoe groot is de vordering op de huurder op 31 augustus 2017

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Welk bedrag aan nog te ontvangen huur staat er op de balans van 31 december 2017?

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

25.3 Het matchingbeginsel 
Kosten die direct een direct verband houden met opbrengsten worden verwerkt in de resultatenrekening op het moment dat de opbrengst gerealiseerd wordt. 

  • Voorbeelden?
  • Inkoopwaarde van de omzet 
  • Afschrijvingskosten

Slide 34 - Tekstslide

Voorbeeld inkoopwaarde van de omzet 
In oktober koopt An voor € 100.000 de voorjaarscollectie voor haar winkel in. 

  • Wat gebeurt er op de balans in oktober? 
  • Wat gebeurt er op winst-en-verliesrekening in oktober? 
  • Wanneer gebeurt er wel wat op de winst-en-verliesrekening? 


Slide 35 - Tekstslide

Voorbeeld inkoopwaarde van de omzet 
In oktober koopt An voor € 100.000 de voorjaarscollectie voor haar winkel in.
  • Door de inkoop van de voorraad neemt aan de DEBETZIJDE de post voorraden toe en de post Bank af
  • Op de W&V verandert niks door de verkoop : er zijn geen kosten en geen opbrengsten gemaakt
  • er gebeurt pas wat op de W&V bij een verkoop van de voorraad
 

Slide 36 - Tekstslide

Voorbeeld inkoopwaarde van de omzet 
Ann verkoopt in november voorraad met een verkoopwaarde (omzet) van 400.000 euro. De inkoopwaarde bedraagt 75% van de verkoopwaarde (omzet). D.w.z. de brutowinst bedraagt 25% van de verkoopwaarde (omzet). Wat gebeurt er op winst-en-verliesrekening in november? 

Slide 37 - Tekstslide

Inkoopwaarde van de omzet
Er wordt een opbrengst van 400.000 in de W&V opgenomen
En een inkoopwaarde van de omzet van 300.000 in de W&V opgenomen. Dit is het MATCHINGPRINCIPE: Kosten die direct een direct verband houden met opbrengsten worden verwerkt in de resultatenrekening op het moment dat de opbrengst gerealiseerd wordt. 

Slide 38 - Tekstslide

Drie onderdelen financiële verslaggeving
Balans
W&V
Liquiditeits-overzicht
Bezittingen
Kosten
Ontvangsten
Opbrengsten
Uitgaven 
Vermogen

Slide 39 - Sleepvraag

elk financieel feit zorgt voor mutatie op de balans
zorgt financieel feit voor kosten/ opbrengsten in DEZE periode?
is er sprake van een mutatie kas of bank in DEZE periode?
Permanentie: de onderneming stelt vaker dan eens per jaar financiële verslaggeving op 

Doel?
  • permanent inzicht in actuele financiële positie onderneming 
  • juiste toerekening kosten en opbrengsten over verschillende perioden

Slide 40 - Tekstslide

Huiswerk
25.4 t/m 25.10

Slide 41 - Tekstslide

Hoe bereken je het eigen vermogen (EV)?
A
Kosten - opbrengsten = EV
B
Kas+bank-liquide middelen=EV
C
Bezit - schuld = EV
D
Debetzijde - creditzijde = EV

Slide 42 - Quizvraag

Welke balansmutaties vinden er plaats?
Betaling per bank aan crediteuren €14.000.
A
Kas +€14.000 Crediteuren +€14.000
B
Kas -€14.000 Crediteuren -€14.000
C
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000
D
Bank -€14.000 Crediteuren -€14.000

Slide 43 - Quizvraag