4. Dichtheid

Dichtheid
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Dichtheid

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

12 mg = ... g
A
1,2
B
0,012
C
1200
D
0,12

Slide 3 - Quizvraag

1400 g = ... kg
A
1,4
B
14.000
C
14
D
0,14

Slide 4 - Quizvraag

2,5 ton = ... kg
A
0,25
B
25.000
C
2.500
D
25

Slide 5 - Quizvraag

0,013 kg = ... mg
A
13.000
B
1,3
C
130
D
13

Slide 6 - Quizvraag

21.000 mg = ... kg
A
210
B
21
C
2.100
D
0,021

Slide 7 - Quizvraag

42.000 mg = ... g
A
42
B
0,042
C
420
D
0,42

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

30.000 cm3 = ... dm3
A
3.000
B
0,3
C
3
D
30

Slide 10 - Quizvraag

214.000 mL = ... m3
A
0,214
B
214
C
21.400
D
0,00214

Slide 11 - Quizvraag

0,0531 L = ... cm3
A
5.310
B
53,1
C
53.100
D
531.000

Slide 12 - Quizvraag

3.700 mL = ... L
A
0,37
B
37
C
3,7
D
370

Slide 13 - Quizvraag

0,8 m3 = ... mm3
A
80.000
B
8000
C
800.000.000
D
80

Slide 14 - Quizvraag

351.000 cL = ... mL
A
351
B
3.510
C
351.000.000
D
3.510.000

Slide 15 - Quizvraag

Programma
  • De leerling weet wat de dichtheid van een stof betekent.
  • De leerling kent de formule van de dichtheid en kan die toepassen
  • De leerling kan beredeneren wat er gebeurd als er stoffen met verschillende dichtheden bij elkaar zitten,

Slide 16 - Tekstslide

Een symbool voor massa kan zijn...
A
g
B
cm
C
p
D
m

Slide 17 - Quizvraag

Welke formule gebruik je bij het berekenen van het volume?
A
l x b x h
B
m/v
C
p x v
D
p=m:v

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het zwaarste...
A
een kilo zilver
B
een kilo veren
C
een kilo lood
D
twee kilo piepschuim

Slide 19 - Quizvraag

Wat heeft het kleinste volume
A
kilo goud
B
kilo veren
C
kilo water
D
kilo katoen

Slide 20 - Quizvraag

Dichtheid

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

vaste dichtheid per stof 
De dichtheid zegt dus iets over hoeveel materiaal (massa) er in een bepaalde ruimte (volume) zit. De combinatie van die 2 geeft je de dichtheid. 

Het blijkt dat elke stof zijn eigen dichtheid heeft. Als je gaat kijken naar hoeveel 1 cm3 goud weegt, dan is dat altijd 19,3 gram. Bij aluminium is dat 2,7 g per cm3

Slide 23 - Tekstslide

voorbeelden van dichtheid 
Door de dichtheid van een stof te bepalen kun je er dus achter komen met welke stof je te maken hebt... Dit is dus een stofeigenschap!

Slide 24 - Tekstslide

de formule 
De dichtheid reken je uit door de massa te delen door het volume. Je wilt namelijk steeds kijken hoeveel gram het per 1 cm3 weegt, zo kun je eerlijk vergelijken. In formule:
                                                   ρ=m/V

ρ(rho)=Dichtheid in gram per kubieke centimeter (g/cm3) (kg/m3) 
m= Massa in gram (g) (kg) 
V= Volume in kubieke centimeter (cm3) (m3)

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

zweven drijven of zinken
De dichtheid zegt nog meer. Iets met een kleine dichtheid ligt altijd boven op iets met een grote dichtheid. Helium heeft een kleinere dichtheid dan lucht en zal dus bovenop de lucht willen zitten (opstijgen).
Olie heeft een kleinere dichtheid dan water en dus drijft olie op het water. IJzer heeft een grotere dichtheid dan water en zal dus zinken in het water. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

De eenheid van dichtheid is...
A
g/cm3
B
cm3/g

Slide 29 - Quizvraag

Als je het de massa deelt door het volume dan bereken je...
A
het gewicht
B
de inhoud
C
de dichtheid
D
de zwaarte

Slide 30 - Quizvraag

De dichtheid van water is 1,0 kg/dm3. Wat kan NIET kloppen?
A
dichtheid benzine is 0,72 kg/dm3
B
dichtheid steen is 0,95 kg/dm3
C
dichtheid beton is 2,3 kg/dm3
D
dichtheid goud is 19,3 kg/dm3

Slide 31 - Quizvraag


De blokken zijn gemaakt van hetzelfde materiaal.
Wat kun je zeggen over de dichtheid?

A
Blok 1 heeft de grootste dichtheid
B
Blok 2 heeft de grootste dichtheid
C
De dichtheid van beide blokken is gelijk
D
Je kunt niet weten welk blok de grootste dichtheid heeft

Slide 32 - Quizvraag

De dichtheid van 1 kilogram lood en 1 gram lood
A
is gelijk
B
is niet gelijk

Slide 33 - Quizvraag

welk voorwerp, A of B, heeft de grootste dichtheid?
A
blok A
B
blok B
C
de dichtheid van beide blokken is even groot
D
dat kun je niet zeggen! (te weinig gegevens)

Slide 34 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
Maak opdrachten 1, 2, 4, 5 en 6

Slide 35 - Tekstslide