Fiscaal Quiz 2

Fiscaal 2
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Fiscaal 2

Slide 1 - Tekstslide

Wie is niet belastingplichtig volgens de Wet op de inkomstenbelasting?
A
Sander. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit, maar woont en werkt in Brazilië.
B
Sabine. Ze is Belgische, maar woont en werkt in Maastricht.
C
Dieter. Hij heeft de Duitse nationaliteit en werkt in Münster (Dld), maar woont in Enschede (Nl).
D
Iedereen die in Nederland woont en werkt.

Slide 2 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvorm wordt inkomstenbelasting betaald?
A
Stichting
B
Vennootschap onder firma
C
Besloten Vennootschap
D
Naamloze Vennootschap

Slide 3 - Quizvraag

Als de aanslag inkomstenbelasting HOGER is dan de ingehouden loonheffing,
A
dan moet je bijbetalen.
B
dan kun je geld terugvragen.

Slide 4 - Quizvraag

Voor de inkomstenbelasting wordt...
A
onderscheid gemaakt naar de bron van het inkomen
B
wordt geen onderscheid gemaakt naar de bron van het inkomen
C
een proportioneel tarief geheven
D
een degressief tarief geheven

Slide 5 - Quizvraag

inkomstenbelasting is een ...........tarief
A
Progressief
B
Proportioneel
C
professioneel
D
Degressief

Slide 6 - Quizvraag

Loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
hypotheekaflossing
B
hypotheekrente
C
kosten woonwerkverkeer
D
pensioenuitkering

Slide 8 - Quizvraag

Uit hoeveel boxen bestaat het systeem van de inkomstenbelasting?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Welke ondernemingsvormen betalen inkomstenbelasting?
A
Eenmanszaak en VOF
B
BV en NV

Slide 10 - Quizvraag

Over de winst van een bv moet inkomstenbelasting worden betaald.
A
Deze stelling is juist
B
Deze stelling is onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Wie heeft er recht op de algemene heffingskorting van de inkomstenbelasting?
A
Iedereen
B
Niemand
C
Iedereen met een fulltimebaan
D
Iedereen die met pensioen is

Slide 12 - Quizvraag

Op welke rekening boek je inkomstenbelasting ?
A
Eigen vermogen
B
Bank
C
Privé
D
Kosten

Slide 13 - Quizvraag

Wie moeten inkomstenbelasting betalen?
A
Alleen bedrijven die winst maken.
B
Alleen werknemers die in loondienst zijn.
C
Iedereen die in ons land woont.
D
Iedereen die in ons land een inkomen heeft.

Slide 14 - Quizvraag

Lees de volgende uitspraken over inkomstenbelasting. Welke is juist?
A
Hoe hoger de loonheffing, hoe meer inkomstenbelasting je moet betalen
B
Hoe meer je verdient, hoe hoger het belastingtarief.
C
Inkomstenbelasting is een andere benaming voor loonbelasting
D
Voor de aangifte inkomstenbelasting hoef je alleen je inkomen te weten

Slide 15 - Quizvraag

Inkomstenbelasting betaal je vanaf je 18e
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quizvraag

In hoeverre wordt bij het bepalen van de fiscale winst rekening gehouden met giften?
A
Giften komen in aftrek volgens toepassing van art. 16 Wet Vpb.
B
Giften komen nooit in aftrek bij de fiscale winst.
C
Giften komen altijd in aftrek.
D
Giften worden gezien als onttrekkingen.

Slide 17 - Quizvraag

Te vorderen BTW is de BTW die je van de belastingdienst nog moet krijgen
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Als je in de winkel een blikje cola koopt betaal je direct btw. De btw zit in de winkelprijs.
Btw is een
A
directe belasting
B
indirecte belasting
C
meestal een directe belasting
D
meestal een indirecte belasting

Slide 19 - Quizvraag

Wat is BTW?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde

Slide 20 - Quizvraag

Loonheffing is:
A
inkomstenbelasting
B
inkomstenbelasting + korting
C
inkomstenbelasting - korting
D
Inkomstenbelasting en premies volksverzekering

Slide 21 - Quizvraag

Twee beweringen over de loonheffing.
I. Jongeren hoeven meestal geen loonheffing te betalen.
II. Loonheffing betaal je zelf aan de belastingdienst.
Welke bewering(en) is/zijn juist?

A
beiden zijn goed
B
I is goed, II is fout
C
II is goed, I is fout
D
beiden zijn fout

Slide 22 - Quizvraag