WOORDEN Regels en straf dag 7

Woordenschat
Dag 7:  Regels en Straf
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ISKVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Dag 7:  Regels en Straf

Slide 1 - Tekstslide

mogen (ww)
  • het is ok!
  • Toestemming hebben
  • ik mag - wij mogen
  • Zin: Wij mogen naar huis als het 14.20 uur is.
  • Zin: Mag ik naar de wc? 

Slide 2 - Tekstslide

het moment
  • duurt maar heel even 
  • Korte tijd
  • het moment - de momenten

  • Zin: Op dit moment zit jij in klas 2C.
  • Zin: Ik heb maar een moment tijd.

Slide 3 - Tekstslide

de opdracht
  • Een taak die je moet  doen of die je aan iemand geeft

  • Zin: De hele klas gaat zo aan de slag met een luister opdracht.

Slide 4 - Tekstslide

de pagina
  • blad van een boek of krant
  • de pagina - de pagina's
  • Zin: Zoek maar op: pagina 13 van Beter Lezen.
  • Zin: Hier ligt een dik boek met 200 pagina's.

Slide 5 - Tekstslide

pakken
  • met je handen nemen
  • ik pak - wij pakken
  • Zin: Ik pak een boek uit de kast.
  • Zin: Jullie mogen allemaal de laptop pakken

Slide 6 - Tekstslide

tussen
  • Een plaats met aan beide kanten iets of iemand.
  • Zin: In de klas zit ik tussen in een jongen en een meisje.
  • Zin: De laptopkar staat tussen de kast en de muur.

Slide 7 - Tekstslide

vaak
  • Heel veel keer
  • Antoniem: nooit
  • Zin: Als het mooi weer is ga ik vaak wandelen.
  • Zin: In de winter is het vaak heel erg koud, dus trek ik een dikke jas aan.

Slide 8 - Tekstslide

de winkel
  • een gebouw waarin je dingen kunt kopen
  • De supermarkt - kledingwinkel - boekenwinkel
  • Zin: Ik ben mijn eten vergeten dus tijdens de pauze ga ik naar de winkel.

Slide 9 - Tekstslide

zitten (ww)
  • Met je billen ergens op rusten
  • Werkwoord: Ik zit - wij zitten

  • Zin: Ik zit op een stoel.
  • Zin: Tijdens de sportles moesten we op de grond zitten.

Slide 10 - Tekstslide

Wat bedoelen wij met het woord "mogen"?
A
verboden
B
toestemming hebben
C
je mag dat doen
D
je wil dat doen

Slide 11 - Quizvraag

Wat bedoelen wij met het woord
'het moment'?
A
laat
B
een korte tijd
C
de klok
D
heel lang

Slide 12 - Quizvraag

Wat bedoelen wij met het woord
'de opdracht'?
A
een taak die iemand je geeft
B
huiswerk die de docent geeft
C
vragen in je boek die je moet maken
D
de docent vraagt je iets te doen

Slide 13 - Quizvraag

Wat bedoelen wij met het woord
'de pagina'?
A
blad van een boek
B
blad van een tijdschrift
C
blad van een boom
D
blad van een krant

Slide 14 - Quizvraag

Wat bedoelen wij met het woord
'de winkel'?
A
school waar je dingen kunt leren
B
de supermarkt
C
een gebouw waar je iets kunt kopen
D
een gebouw waar je iets kunt brengen

Slide 15 - Quizvraag

Maak zelf een zin

Slide 16 - Tekstslide

Maak een zin met het woord 'pakken'.

Slide 17 - Open vraag

Vul het ontbrekende woord in van de zinnen.

Slide 18 - Tekstslide

Willen jullie de laptops ....., want we gaan Lesson-up doen.

Slide 19 - Open vraag

Er is een discussie aan de gang ...... twee mensen.

Slide 20 - Open vraag

De docent vraagt of iedereen wil gaan ..... op hun stoel.

Slide 21 - Open vraag

Zoek foto's van een winkel waar jij graag komt.

Slide 22 - Open vraag

zinnen maken 

zinnen schrijven
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters
- ik schrijf één zin
- gebruik woorden van deze les
- eerst in mijn eigen taal, dan in het Nederlands.


Slide 23 - Tekstslide

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: mogen, het moment, de opdracht, de pagina, pakken, tussen, vaak, de winkel en zitten

Slide 24 - Tekstslide