Keuzedeel wijkgericht #motiverende gespekstechneik

Motiverende gesprekstechniek
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Motiverende gesprekstechniek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Je kan in je eigen woorden uitleggen wat motiverende gespreksvoering is. 
  • Je kan de stadia van gedragsverandering benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet ik als sociaal werker mijn gespreksniveau aanpassen aan de ander?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Bij een probleemoplossend gesprek...
A
Zoek jij de oplossing voor het probleem van de zv.
B
Zoek je samen met de zv. naar een oplossing voor het probleem
C
Gaat de zv alleen op zoek naar de oplossing van het probleem
D
Denk je niet in oplossingen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling: Bij een slechtnieuwsgesprek is het belangrijk zo snel mogelijk het slechte nieuws te vertellen
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is motiverende gespreksvoering?
  • Een cliëntgerichte methode om te bevorderen dat de cliënt intrinsiek gemotiveerd wordt tot verandering

  • Motivatie afhankelijk van drie componenten
- Willen
- Kunnen
- Klaar zijn

Slide 6 - Tekstslide

Wat is motiverende gespreksvoering? • Motiverende gespreksvoering is een cliëntgerichte, directieve methode om te bevorderen dat de cliënt intrinsiek gemotiveerd wordt tot verandering, door ambivalentie te verkennen en op te lossen. 

Ambivalentie betekent zoiets als ‘hinken op twee gedachten’. Pas als een cliënt aan het twijfelen is gebracht over zijn huidige gedrag, is het mogelijk een gedragsverandering teweeg te brengen. • 

Motivatie zorgt ervoor dat gedrag ‘geactiveerd wordt’, ‘richting krijgt’ en ‘volgehouden’ of juist ‘gestopt’ wordt. De motivatie van een persoon is beïnvloedbaar in een gesprek. • 

Motivatie is afhankelijk van drie componenten:
 - Willen: het belang van verandering inzien 
- Kunnen: het hebben van vertrouwen in verandering 
- Klaar zijn: het stellen van prioriteiten

6 Stadia van gedragsverandering

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadia 1 Voorbeschouwing
  • Verandering van gedrag wordt niet overwogen
  • Niet of onvoldoende bewust van risicogedrag 
  • Niet overtuigd dat voordelen van gedragsverandering zwaarder wegen dan de nadelen

“De kans dat ik ziek word van roken is minimaal”


Slide 8 - Tekstslide

Gedragsverandering is niet vanzelfsprekend een doorlopend proces.

Op papier lijkt de gedragsverandering uitgebeeld te worden als een doorlopend proces. Met succes door de eerste fase betekent dan automatisch terechtkomen in de tweede fase, en zo door elke fase naar het eindpunt. Voor de meeste mensen is dit geen realiteit. 

Terugval kan bijvoorbeeld in iedere fase plaatsvinden.

Stadia 2 Overpeinzing en ambivalentie 
  • Ambivalentie is een gespleten gevoel. Je wil iets, en je wil het tegelijkertijd ook niet
  • Verandering van gedrag wordt overwogen
  • Bewust van risicogedrag 
  • Balans en afweging voor- en nadelen huidig en nieuw gedrag
  • Nog geen concrete plannen voor gedragsverandering

“Ik maak me soms zorgen over mijn rookgedrag, maar ik vind het ook lekker”





Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadia 3 Voorbereiden/beslissen
  • Bewust van risicogedrag
  • Meestal overtuigd van voordelen gedragsverandering
  • Wil graag veranderen, maar weet niet hoe 
  • Vaak al stappen in de richting van gedragsverandering ondernomen, maar zonder succes
  • Beslissing tot verandering is genomen

“Ik wil deze ongerustheid voorkomen. Ik besluit te stoppen met roken”


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadia 4 Actieve verandering
  • Inzicht in noodzaak tot veranderen en mogelijkheden daartoe
  • Risicogedrag is veranderd
  • Nieuw gedrag wordt geïmplementeerd
  • Nieuw gedrag is nog geen 'gewoonte' geworden

“Ik ben officieel gestopt met roken”


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stadia 5 Gedragsbehoud  
en Stadia 6 Terugval
Stadia 5:
Gedragsverandering is 'gewoonte‘  “Ik hou vol, ik rook niet”

Stadia 6 
Terugval naar risicogedrag   “Het lukt me niet meer”

Terugval van latere stadia naar eerdere stadia is gedurende het gehele proces mogelijk



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Houding en gesprekstechnieken 
  • Wees empathisch (echt inleven in de cliënt en niet doen alsof)

  • Ontwikkelen van discrepantie (richt je op het verschil (vanuit het perspectief van de cliënt) tussen het huidige en toekomstige gedrag) “hoe ben of doe ik nu en hoe wil ik doen of zijn?”

  • Meeveren met weerstand (vermijd discussie of argumentatie)

  • Ondersteunen van eigen effectiviteit (het geloof in eigen kunnen ondersteunen en versterken)




Slide 13 - Tekstslide

Er zijn vier principes die als een rode draad door de methode ‘motiverende gespreksvoering’ lopen:
1 Wees empathisch: het gaat om daadwerkelijk inleven in de cliënt en niet doen alsof 
2 Ontwikkelen van discrepantie: richt je op het verschil (vanuit het perspectief van de cliënt) tussen het huidige en toekomstige gedrag. ‘Hoe ben of doe ik nu en hoe wil ik doen of zijn?’ c
3 Meeveren met weerstand: vermijd discussie of argumentatie. Veer mee met de weerstand en zie dit als een kans.
4 Ondersteunen van eigen effectiviteit: het gaat er hierbij om dat je het geloof in eigen kunnen ondersteunt en versterkt. Eigen effectiviteit is een directe voorspeller van gedragsverandering.

Houding tijdens motiverende gespreksvoering

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Houding vervolg

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke gesprekstechnieken kennen we ook alweer?

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies




  • Stel open vragen
  • Bevestig de uitspraken van de cliënt
  • Luister reflectief
  • Neem ANNA mee
  • LSD



  • Laat OMA thuis 
  • Lok verandertaal uit
  • Reageren op verandertaal
  • Vertrouwen van cliënt vergroten
  • Omgaan met weerstand

Herhaling: 10 basis gesprekstechnieken

Slide 17 - Tekstslide

Tien basis gesprekstechnieken:
1 Stel open vragen. Deze beginnen met vraagwoorden als: hoe, wat, waar, welke.

2 Bevestig de uitspraken van de cliënt door waardering te tonen voor hoe hij met zaken omgaat of vanwege het begrip dat je hebt voor de ervaringen die hij of zij beschrijft. Let op, bevestigingen zijn geen complimenten.

3 Luister reflectief; dat wil zeggen dat je nagaat of je de cliënt goed hebt begrepen. Je probeert ook de cliënt in beweging te houden door kleur te geven aan wat hij of zij zegt. Reflectief luisteren kan heel directief worden ingezet.
Eenzijdige reflectie: je ’herhaalt’ als het ware wat de cliënt heeft gezegd, soms met een kleine accentverschuiving. Let op: het alleen herhalen van wat de cliënt heeft gezegd, kan tot een traag en moeizaam gesprek leiden. Maak daarom datgene wat de cliënt zegt iets kleiner of groter. Versterkte reflectie: je herhaalt op een versterkte of overdreven manier wat de cliënt heeft gezegd, zonder sarcasme of waardeoordeel.
Tweezijdige reflectie: je vat beide kanten samen van de ambivalentie zoals de cliënt die heeft weergegeven. Bijvoorbeeld: ‘Aan de ene kant geef je aan dat je graag wilt stoppen met roken omdat dit beter voor je astma is, aan de andere kant is voor jou het sigaretje op het terras met vrienden heel ontspannend.

4. Neem ANNA mee: Altijd Navragen, Nooit zomaar Aannemen.

5 LSD: Luisteren, Samenvatten en Doorvragen.

6 Neem OMA mee: niet Oordelen, geen Mening of Advies geven.

7 Lok verandertaal uit die richting geeft aan het oplossen van de ambivalentie van de cliënt. Verandertaal kun je uitlokken door open vragen te stellen, te bevestigen, reflecteren en samenvatten.
Zorg ervoor dat je verandertaal teweegbrengt op de volgende vier gebieden:
 • Voordelen van het veranderen
 • Nadelen van het niet-veranderen
 • Optimisme over het veranderen teweegbrengen
 • De bedoeling om veranderen onder woorden te brengen

8. Reageren op verandertaal Met alleen verandertaal is nog geen voornemen tot verandering gevormd. Zorg er daarom voor dat je in gesprek gaat, wijd uit, bevestig, reflecteer en vat samen en houd de richting van de gewenste verandering voor ogen. Verandertaal moet uiteindelijk worden omgezet in ‘commitmenttaal’: uitspraken van de cliënt waaruit een voornemen tot echt veranderen blijkt.
Vragen die kunnen helpen om van verandertaal naar commitmenttaal te komen: • Wat zou er veranderen als je zou besluiten om dit te gaan doen? • Hoe zou je het aanpakken om het te laten slagen voor jezelf? • Wat zijn de 3 belangrijkste redenen om het te gaan doen? • Op een schaal van 1-10; hoe belangrijk is het voor jou om dit te veranderen? En wat maakt dat het bijvoorbeeld een 4 is en geen 0 of 1?

9. Probeer het vertrouwen van de cliënt in zichzelf te vergroten. Vertrouwen is belangrijk om de gedragsverandering te doen slagen. Om vertrouwen te vergroten kunnen de volgende zaken helpen: • Blik terug op vroegere successen • Brainstormen; spui vrijuit ideeën over hoe verandering tot stand kan komen en vraag de cliënt ideeën uit de lijst te halen die de meeste kans van slagen hebben (en vraag door waarom) • Geef informatie en advies als de cliënt dat wenst en zich vrij voelt om zelf te bepalen wat hij of zij ermee doet • Smeed mislukkingen om tot pogingen; de cliënt heeft de juiste aanpak nog niet gevonden

10. Omgaan met weerstand – meebewegen, tegenbewegen en gelijk op bewegen Weerstand is vaak heel duidelijk in het gedrag. Voorbeelden zijn: Zelfredzaamheid | Motiverende gesprekstechnieken | in discussie gaan, argumenteren, onderbreken, ontkennen of negeren.

Omgaan met weerstand

Slide 18 - Tekstslide

 De mate waarin een cliënt weerstand vertoont, wordt bepaald door de hulpverleningsstijl. Benoem daarom weerstand in een gesprek en maak er gebruik van.

Wat is Judo
In deze stijl beweegt de gespreksleider zo sterk met betrokkenen mee, dat zij als het ware door de eigen energie ten val worden gebracht. Wanneer de betrokkenen zich verzetten tegen overdrijving van de gespreksleider, bewegen zij zich juist weer in de door de gespreksleider gewenste richting.

 Voorbeelden van Judo zijn:
  • Bevestigen: de gespreksleider geeft toe aan claims van betrokkenen. Een voorbeeld hiervan is het toeschuiven van zoveel verantwoordelijkheid aan de geadviseerde dat zij terugkrabbelen.
  • Overdrijven van het standpunt van de betrokkenen: hierdoor gaan de betrokkenen zelf het standpunt relativeren.
  • Terugtrekken gespreksleider: bescheiden en sombere voorstellen doen en daarbij zeggen dat het ook allemaal waarschijnlijk niet helpt vanwege deze unieke moeilijke situatie. Dit kan de betrokkenen nieuwsgierig maken en dit kan ertoe leiden dat de betrokkenen het toch willen proberen.
  • Oplossing afraden: hierdoor realiseren de betrokkenen zich dat zij met zijn probleem moeten leren leven. Zeer waarschijnlijk is dit niet gewenst en willen zij dan toch liever een oplossing zoeken voor het probleem.
Judo is een geschikte stijl als de betrokkenen niet gunstig reageren op andere stijlen en wanneer de betrokkenen voordeel (lijken te) hebben bij het behouden van zijn probleem. Vooral bij hoge weerstand en als gewoon meebewegen niet helpt, kan de gespreksleider het met deze gespreksstijl proberen. 
Tevens kan judo uitkomst brengen als er problemen zijn op betrekkingsniveau. Een voorbeeld hiervan is een machts- of rolconflict tussen de gespreksleider en de betrokkenen.
Het is niet zo dat met judo de betrokkenen niet serieus worden genomen. De gespreksleider doet een beroep op een ander deel van de persoonlijkheid dan het deel dat weerstand heeft, namelijk dat deel dat juist wel wil veranderen en ontwikkelen. Met de judobenadering is er dus wel degelijk respect voor de betrokkenen, tenminste als de gespreksleider deze techniek niet alleen gebruikt als een poging de eigen mening door te drukken.

Bron: Hanna Nathans, ‘Adviseren als tweede beroep, resultaat bereiken als adviseur’. Kluwer 1999
Opdracht voor in de les
  1. Motiverende gespreksvoering oefenen
  2. In drietallen
  3. Oefen d.m.v. rollenspel/ maak vragen/ leef je in. Wat wel/ niet.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je geleerd hebt deze les.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies