In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Me/mijn neef heeft thuis een hagedis en hij wil mij/mijn ook een hagedis geven.
A
me en mij
B
me en mijn
C
mijn en mij
D
mijn en mijn
Slide 7 - Quizvraag
Zijn dat jou/jouw buren? Hun/zij graven een zwembad in hun/ze achtertuin
A
jou/hun/zij
B
jouw/zij/hun
C
jouw/hun/ze
D
jou/zij/hun
Slide 8 - Quizvraag
Neemt u/uw de bus naar Berlijn of u/uw privévliegtuig?
A
u/u
B
uw/uw
C
u/uw
D
uw/u
Slide 9 - Quizvraag
De trein met wie/waarmee Joy reist, stopt ook bij deze/dit station
A
wie/deze
B
waarmee/deze
C
wie/dit
D
waarmee/dit
Slide 10 - Quizvraag
De gevaarlijkste stunt dat/die Alwin doet, is van dat/die brug af duiken.
A
die/die
B
dat/die
C
die/dat
D
dat/dat
Slide 11 - Quizvraag
Nog vragen over verwijzen?
Slide 12 - Tekstslide
Meervoud op -s
De regel is: -s eraan vast (vogels, studies, cafés), maar er zijn uitzonderingen (nodig vanwege de uitspraak):
bij woorden die eindigen op a,o,u,i,y krijg je een 's (auto's, massa's, baby's). Let op bij -y ->staat er een klinker voor dan s eraan vast!! cowboys, jockeys.
afkortingen uitgesproken als losse letters krijgen ook 's: BMW's, cd's en tv's etc.
Slide 13 - Tekstslide
meervoud op -en
vaak zet je -en- achter het woord, bijvoorbeeld leeuwen, bloemen.
Het kan zijn dat je het woord iets moet aanpassen, bijvoorbeeld muggen, graven.
Slide 14 - Tekstslide
woorden eindigend op -ee
In dit geval komt er -ën bij! (trema)
zee -> zeeën
twee -> tweeën
idee -> ideeën
Slide 15 - Tekstslide
woorden eindigend op -ie
Let op de klemtoon!!!
Klemtoon op -ie -> +ën: melodieën, fantasieën etc.
klemtoon niet -ie -> +"n: oliën, bacteriën, koloniën etc.
Slide 16 - Tekstslide
bijzondere gevallen
twee meervoudsvormen: museum -> museums, en musea en weide -> weiden en weides.