les 2 persoonsvorm



4h, welkom 
bij Nederlands!

Spelling les 1
Persoonsvorm 
Je hebt deze les nodig:
- pen en papier
- je laptop
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



4h, welkom 
bij Nederlands!

Spelling les 1
Persoonsvorm 
Je hebt deze les nodig:
- pen en papier
- je laptop

Slide 1 - Tekstslide

Doel van vandaag:
1) Ik haal mijn kennis over spelling van de persoonsvorm op.


2) Ik oriënteer me op een leesboek.


Slide 2 - Tekstslide

Een werkwoord in een zin goed schrijven
wat vraag je je ook alweer als eerste af?

Slide 3 - Tekstslide

Zoek altijd eerst uit of het een persoonsvorm is
  • Elke zin heeft een of meer persoonsvormen.
  • De persoonsvorm geeft aan:
    het getal (ev of mv),
    de persoon (1e persoon = ik, wij/we; 2e persoon = jij/je, u, jullie; 3e persoon = hij, zij/ze, ze)
    en de tijd (tt of vt).
  • Je moet de pv kunnen vinden om de juiste spellingsregels toe te passen.


Slide 4 - Tekstslide

Zoek altijd eerst uit of het een persoonsvorm is
  • Je vindt de persoonsvormen door de zin van tijd te veranderen; de werkwoorden die mee veranderen, zijn persoonsvormen.

    (Een andere manier is het getal (mv of ev) veranderen)

  • Voorbeeld:
    - Mary heeft in haar leven nooit geschaatst, omdat ze bang is om te vallen.
    - Mary had in haar leven nooit *geschaatste, omdat ze bang was om te *vielen.


Slide 5 - Tekstslide

Volgende stap bij een pv:
staat de zin in de tegenwoordige of verleden tijd?
  • Tegenwoordige tijd:
    Ik-vorm, ik-vorm+t of het hele werkwoordik word, jij wordt, word jij?
  • Verleden tijd
    Zwak of sterk (sterk: ik loop, ik liep)
    Bij zwak: welk ezelsbruggetje kan je gebruiken om te bepalen of de verleden tijd -de(n) of -te(n) krijgt?

Schaven?


Slide 6 - Tekstslide

verleden tijd van zwakke werkwoorden
  • Gebruik bij zwakke werkwoorden ’t (e) x - f (o) k s ch (aa) p:
als de letter voor de uitgang -en van het hele werkwoord een t, x, k, f, s, ch of p is, schrijf de verleden tijd dan als ik-vorm + te(n):
- juichen: de ch staat in ’t (e) x - f (o) k s ch (aa) p → juichte(n)



Slide 7 - Tekstslide

verleden tijd van werkwoorden
Vraagje: 



Kan een persoonsvorm in de verleden tijd eindigen op -dt?

Slide 8 - Tekstslide

verleden tijd van werkwoorden
Vraagje: 



Kan een persoonsvorm in de verleden tijd eindigen op -dt?
     Nee, dat kan nooit. Dus het is geen:
                        - Hij werdt er zo moe van.
                        Verandert een sterk werkwoord van klank, dan plak je er niets 
                        meer achter.

Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen
  1. Je denkt toch niet dat je vader die rare berichtjes ... (geloven).
  2. We schuilden in een oude schuur, maar het ... (verwachten) onweer liet lang op zich wachten. 
  3. Men ... (bestrijden, t.t.) de misdaad in die wijk al vele jaren. 

Slide 10 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Ga via som naar Nieuw Nederlands digitaal
Kijk bij planningen en maak planning 1
                                                             (opdr. 2-5)



Klaar? Kijk even rond in de online methode. We gaan werken aan spelling, literatuur en meer dan lezen.
Controleer even of je in Teams aan Nederlands bent toegevoegd.

Slide 11 - Tekstslide

Tot straks!

Huiswerk:
Maak online planning 1 af als je die nog niet af had. 


Slide 12 - Tekstslide