vrijdag 4 juni

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Toekomst.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Toekomst.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema :
toekomst
Maak aantekeningen:
Schrijf het woord op, 
de betekenis en 
de voorbeeldzin. 

Slide 2 - Tekstslide

ongelofelijk  
(bijvoeglijk naamwoord (bvn)
  • heel erg;
  • heel veel;
  • je kan het niet geloven! zo erg! 
  • Zin: Ik heb echt ongelofelijk veel zin in de vakantie!
  • zin: Wat een ongelofelijke leuke jongen!  Zó leuk, je kunt het bijna niet geloven!

Slide 3 - Tekstslide

ongetwijfeld
  • zonder (geen) twijfel;
  • je weet iets zeker; zeker weten
  • synoniem: absoluut
  • Zin: De docent was boos op mijn vriend. Hij heeft ongetwijfeld weer niet goed geluisterd.

Slide 4 - Tekstslide

ondertekenen
werkwoord (ww)
  • je handtekening zetten onder aan een officieel formulier, document of brief;
  • met een ondertekening beloof je dat je doet wat op papier staat;
  • werkwoord: ik onderteken, ik ondertekende, ik heb ondertekend
  • zin: Wij moeten ons contract ondertekenen.

Slide 5 - Tekstslide

onzeker
  • iets wat onzeker is, is niet helemaal duidelijk
  • iets wat onzeker is, is nog niet helemaal definitief 
  • als je zelf onzeker bent, durf je nog niet goed contact met andere mensen te maken;
  • als je zelf onzeker bent, heb je nog niet veel vertrouwen in wat je allemaal kunt
  • Zin: Het is nog onzeker of het coronavirus helemaal weg gaat uit de wereld.

Slide 6 - Tekstslide

de overwinning
(zelfstandig naamwoord (znw)
  • als je wint, dan heb je een overwinning behaald;
  • kan met een wedstrijd zijn;
  • of een overwinning op jezelf: je kunt nu iets wat je eerst niet kon;
  • zin: Ik heb een overwinning behaald. Eerst was ik onzeker en nu durf ik tegen iedereen te praten.

Slide 7 - Tekstslide

In welke zin wordt de tegenstelling gegeven van het woord:
onzeker
A
Volgende week heb ik een toets. Misschien ga ik een goed resultaat halen.
B
Volgende week heb ik een toets. Ik denk dat ik waarschijnlijk een goed resultaat ga halen.
C
Volgende week heb ik een toets. Ik weet zeker dat ik een goed resultaat ga halen.

Slide 8 - Quizvraag

Zoek een foto waarop je een overwinning ziet

Slide 9 - Open vraag

Wat betekent:
Jij hebt ongetwijfeld je toets goed geleerd.
A
Je hebt je toets niet goed geleerd.
B
Ik denk dat jij je toets niet goed hebt geleerd.
C
Ik weet zeker dat jij je toets goed hebt geleerd.
D
Ik denk dat jij je toets goed hebt geleerd.

Slide 10 - Quizvraag

Welk formulier heb jij wel eens ondertekend?

Slide 11 - Open vraag

Maak de zin af:
Ik wil ongelofelijk graag......

Slide 12 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 13 - Tekstslide

Wil je dit even................? Dan kan ik het opsturen naar je nieuwe school.

Slide 14 - Open vraag

Zij vindt voorlezen een beetje spannend. En als de andere leerlingen haar ook nog uitlachen, wordt ze daar erg............. van.

Slide 15 - Open vraag

Je kan mij.............. vertellen wat dit woord in jouw moedertaal betekent!

Slide 16 - Open vraag

Ik heb een belangrijke.................... behaald. Ik durf nu met jullie allemaal te praten! Dat durfde ik eerst nog niet.

Slide 17 - Open vraag

Ik vind het ...................... dat ik zo vaak tegen jullie moet zeggen dat je je mobiel weg moet doen!

Slide 18 - Open vraag

Zinnen maken

We draaien het rad. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: ongelofelijk, ongetwijfeld, onzeker, ondertekenen, overwinning

Slide 19 - Tekstslide