Ik heb tot 17:00 uur gewerkt.
Jij hebt tot 17:00 uur gewerkt.
Heb jij tot 17:00uur gewerkt?
U heeft tot 17:00 uur gewerkt.
Wij hebben tot 17:00u gewerkt.
Jullie ..... tot 17:00u .....
Zij ..... tot 17:00u .....
Ik heb in Zwolle gewoond.
Jij hebt in Zwolle gewoond.
Heb jij in Zwolle gewoond?
Hij heeft in Zwolle gewoond.
Wij hebben in Zwolle gewoond.
Jullie .... in Zwolle ....
Zij .... in Zwolle ....