In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
timer
15:00
Slide 1 - Tekstslide
GRAMMATICA
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen:
Je kent de 3 werkwoordsvormen en kunt ze aanwijzen in een zin.
Je weet waaruit het werkwoordelijk gezegde bestaat en kunt deze aanwijzen in een zin.
Je weet hoe je het onderwerp kunt vinden in een zin en kunt dit zinsdeel aanwijzen.
Je weet hoe je zinnen in zinsdelen moet verdelen.
Slide 3 - Tekstslide
Tekst
De persoonsvorm (pv)
- tijdproef (tijd veranderen)
vb Hoe gaat het vandaag?
Hoe ging het vandaag?
- getalproef (onderwerp qua aantal veranderen)
vbWij gaan naar school
Ik ga naar school
- vraagzin (maak de zin vragend, 1e ww in de zin is de pv)
vbWij gaan naar school
Gaan wij naar school?
Is het al een vraagzin? Zoek dan het 1e ww in de zin op.
vbHoeveel weken ga jij op vakantie?
Het voltooid deelwoord (vdw)
- Er staat altijd een vorm van het werkwoord hebben, zijn of worden in de zin.
Ik heb de toets zojuist gemaakt.
Is zij alweer naar huis gegaan?
Word jij morgen geopereerd?
- het woord begint 'vaak' met ge-, be- of ver-.
vbgemaakt, beloofd, verlopen
De infinitief (inf)
- dit is het hele werkwoord in de tegenwoordige tijd
- kan nooit de pv zijn (dus mag niet veranderen bij een proef)
- na 'te' volgt altijd de inf
vb Wij gaan vanmiddag een eind wandelen.
vb Ik kan het horloge proberen te maken.
Slide 4 - Tekstslide
Ik heb de kluiscode (veranderd).
A
pv
B
vdw
C
inf
Slide 5 - Quizvraag
Ben jij gisteren te laat op school (gekomen)?
A
pv
B
vdw
C
inf
Slide 6 - Quizvraag
Ik (beantwoord) jouw mail zodra ik thuis ben.
A
pv
B
vdw
C
inf
Slide 7 - Quizvraag
Heb jij het tijdstip nog (kunnen) veranderen?
A
pv
B
vdw
C
inf
Slide 8 - Quizvraag
Heb jij het tijdstip nog kunnen (veranderen)?
A
pv
B
vdw
C
inf
Slide 9 - Quizvraag
Wat voor een bedrag (heb) jij gedoneerd?
A
pv
B
vdw
C
inf
Slide 10 - Quizvraag
Opdracht blz. 89 klassikaal maken/nakijken
heb
gelezen
heeft
onderzocht
is
6. zal 7. afleiden 8. kan 9. gebruiken 10. leert
Slide 11 - Tekstslide
Zinnen in zinsdelen verdelen
De meeste jongeren bezoeken liever geen musea.
In de Amsterdamse trams mogen de passagiers niet telefoneren.
Waarom bergen die meisjes hun telefoon op in hun kluisje?
Morgen halen mijn ouders onze nieuwe hond op uit het asiel.
Slide 12 - Tekstslide
Opdracht maken (individueel)
blz. 90 opdracht 2a zin 1 t/m 5
blz. 91 opdracht 3 zin 1 t/m 6
blz. 92 opdracht 4a en 4b
blz. 93 opdracht 5 (onderstreep het onderwerp)
Lees de theorie op blz. 93 'zin en zinsdeel'
blz. 93 opdr 6 (samen maken)
blz. 94 opdr 7 (samen maken)
blz. 96 opdr 10
blz. 90 opdracht 2a zin 5 t/m 8
blz. 91 opdracht 2b
blz. 91 opdracht 3 zin 5 t/m 8
blz. 92 opdracht 4b
blz. 93 opdracht 5 (onderstreep het onderwerp)
Lees de theorie op blz. 93 'zin en zinsdeel'
blz. 94 opdr 8 (alleen a, b en c)
blz. 96 opdr 10
Wat niet af is, is huiswerk voor de volgende les (morgen)
Slide 13 - Tekstslide
Leg je schrift open zodat het huiswerk gecontroleerd kan worden.
timer
15:00
Slide 14 - Tekstslide
GRAMMATICA
Slide 15 - Tekstslide
Lesdoelen:
De leerstof van blok 4.1 wordt in deze les herhaald.
Je kunt zinnen verdelen in zinsdelen
Je weet hoe je het wwg en ond kunt vinden in een zin
Je weet de drie werkwoordsvormen en kunt ze herkennen in een tekst.
4 april 2-toets taalverzorging hoofdstuk 4 en 7.
Slide 16 - Tekstslide
opdracht 1
Open de tekst die je in de mail hebt gekregen.
Onderstreep alle ww in het document.
Noteer de ww in je schrift en schrijf de juiste werkwoordsvorm erachter (pv/vdw/inf)
(doc tekst nu.nl woordsoorten herkennen)
opdracht 2
Open een lege presentatie in Google. Jij bent nu even de docent en moet morgen in groep 8 een les geven over onderstaande leerstof. Maak de presentatie.
- Hoe kun je zinsdelen herkennen?
- Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
- Op welke 3 manieren kun je een persoonsvorm vinden?