4.2 Beweging (II)

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wat gaan we vandaag doen?

• Leerdoelen: wat leer je vandaag?
• Terugblik op de vorige les. 
  Opdracht: Grafieken herkennen.
  Filmpje: grafiek tekenen 
  Opdracht: Welke begrippen zijn belangrijk uit 4.1 en 4.2 ?--> Woordweb maken.
  
• Oriëntatie: Demonstratieproef
  
• Uitleg en instructie: 4.3 Weerstand en snelheid.
  
• Zelfstandig aan de slag.
  
• Afsluiting les.

Wat leer je vandaag?

• Kun je uitleggen wat voor effect weerstand heeft op een voorwerp.  
• Kun je benoemen welke soorten weerstand er bestaan.
• Je kunt uitleggen wat een kracht is inclusief een aantal eigenschappen.

Terugblik op de vorige les

Vragen:    
1: Wat gebeurt er met de snelheid in het.....  
a) Rode gedeelte van de grafiek?  
 b) Blauwe gedeelte van de grafiek?  
c) Groene gedeelte van de grafiek?    

En hoe zie je dit terug in de grafiek?     

Voer je antwoord in op de iPad. 

1: Wat gebeurt er met de snelheid in het.....
a) Rode gedeelte van de grafiek?
b) Blauwe gedeelte van de grafiek?
c) Groene gedeelte van de grafiek?
En hoe zie je dit terug in de grafiek?

Woordweb opdracht

• Voer in de iPad de belangrijkste begrippen met uitleg in, op de woordweb.
• Doel: een overzicht maken van wat er tot nu toe besproken is.
• Daarna met de gehele klas bespreken.

Begrippen 4.1 en 4.2.

Oriëntatie: demonstratieproef

Ik laat een papiertje en een stift vallen van dezelfde hoogte; welke is eerder beneden, en waarom?  

Doel: Nadenken over het effect van luchtweerstand/voorkennis activeren.  Hoe: Overleg met je buurman/vrouw naast je, en vul je antwoord in via je iPad.   
Tijd: 5 minuten maximaal overleggen.  
Uitkomst: Daarna klassikaal bespreken.

Welk voorwerp is eerder beneden, en waarom?

Uitleg en instructie 

• Er zijn drie soorten weerstand:  
  
  
• 1: Luchtweerstand: ik fiets tegen de wind in (kracht), en de lucht 'drukt' mij als het ware terug. Er ontstaat luchtweerstand. De lucht houdt je namelijk 'tegen' om vooruit te fietsen.   Zonder luchtweerstand valt alles bijv. even snel (vorige filmpje).     
  
  
• 2: Rolweerstand: De weerstand tijdens het rollen over een oppervlakte.   Ik fiets met harde of minder harde opgepompte banden: wat fietst beter?    
  
  
• 3: Schuifweerstand. Curling: op welke manier heb je hier te maken met schuifweerstand?

Uitwerking: weerstand

• Noem een aantal voorbeelden in je dagelijkse leven waar je luchtweerstand, schuifweerstand en rolweerstand tegen komt. 
• Schrijf dit zelfstandig op, hier krijg je 5 minuten voor.
• Daarna overleggen met degene die naast je zit. 
• Klassikaal bespreken.

Krachten

Kracht is een grootheid waarmee je iets kunt doen. De eenheid is newton (N).

Je ziet de kracht zelf niet, maar wel het effect ervan. Je kunt ermee:

- Voorwerp van vorm veranderen.

- Voorwerp laten bewegen/van snelheid doen veranderen.

Eigenschappen van een kracht:

- Kracht heeft een richting.

- Kracht heeft een grootte. (Ik kan hard of zacht duwen op de tafel)

Tekenen van een kracht:

Krachten teken je met een pijl:  

- Hoe langer de pijl, hoe groter de kracht

- De richting van de pijl = richting van de kracht

nettokracht = de kracht die ‘overblijft’

Zelfstandig aan de slag 

Groep A:  'Ik begrijp de uitleg en ga zelfstandig aan de slag' 
 - Maken: opdrachten van 4.3.
- Doen: practicum 4.3 op bladzijde 161 van je werkboek.  
- Schrijf een verslagje hiervan in je schrift, voor de onderdelen van een verslag zie blz. 10 van je tekstboek.  
- Practicum mag je samen doen, verslag schrijf je alleen.  

Groep B:   'Ik kan nog wel wat extra uitleg gebruiken' 
 - Extra uitleg over 4.3 en evt vragen stellen over 4.2.   
- Daarna met practicum aan de slag. 

Afsluiting van de les 

- Wat voor effect heeft weerstand op een voorwerp?
- Welke soorten weerstand bestaan er?