8.3 kracht en beweging

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je weet dat de eenheid van kracht Newton is,
  • Je weet dat krachten als een pijl getekend kunnen worden,
  • Je weet dat krachtenpijlen een richting en een aangrijpingspunt hebben en de lengte van de pijl in verhouding is met de grootte van de kracht.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontstaat beweging?


Voor beweging heb je kracht nodig.


Bij de wielrenner  is dat spierkracht.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ontstaan van beweging


- Spierkracht

- Zwaartekracht

- Waterkracht

- Windkracht

- Motorkracht

- Veerkracht

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voortstuwende kracht
De kracht die er voor zorgt dat een voorwerp beweegt (of kan bewegen). De richting is altijd in de bewegingsrichting.

Voorbeelden:
  • motorkracht (auto, scooter, e-bike, ...)
  • spierkracht (mens of dier)
  • zwaartekracht (als iets naar beneden beweegt)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voortstuwende kracht



Aangrijpingspunt in het voorwerp.
Richting is met de beweging mee.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwerkende krachten

Als je fietst, merk je dat de luchtweerstand je afremt. Je voelt deze weerstand als tegenwind.


Hoe sneller je beweegt, hoe groter de luchtweerstand.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een aerodynamische vorm zorgt er voor dat je minder last hebt van luchtweertstand.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenwerkende kracht
De kracht die er voor zorgt dat een voorwerp dat beweegt tegengehouden wordt zodat het voortbewegen moeilijker gaat. De richtining van de kracht is tegen de beweging in

Voorbeelden:
  • luchtweerstand 
  • rolwrijving (tegengehouden door de bodem en de wielen)
  • schuifweerstand(tegengehouden door de bodem en de onderkant)
  • remkracht (tegengehouden door de rem)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rolweerstand
Ook de rolweerstand van je wielen remt je af. De rolweerstand is groot op een ruwe ondergrond zoals een grindpad of zand.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tegenwerkende kracht

Aangrijpingspunt in het voorwerp.
Richting is tegen de beweging in.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De nettokracht
De nettokracht is het verschil tussen de voortstuwende kracht en de tegenwerkende kracht.
Het symbool is Fnetto
De eenheid is Newton (N)



Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nettokracht

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

F links = 700 + 800 = 1500N
F rechts = 500 + 400 + 500 = 1400N
Nettokracht = 1500 - 1400
Nettokracht = 100N


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Krachten en beweging
Bij voorwerpen die met een constante snelheid bewegen, zijn alle krachten in evenwicht.

Als je alle krachten bij elkaar optelt, heb je een Netto kracht van 0 Newton

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer de krachten niet gelijk zijn, veranderd de snelheid.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Versnellen en vertragen
wanneer de snelheid van een voorwerp steeds groter wordt, heet dat versnellen

Wanneer de snelheid van een voorwerp steeds kleiner wordt, heet dat vertragen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Versnellen of vertragen
Als je meer spierkracht gebruikt dan de weerstand, ga je sneller. Als je minder spierkracht gebruikt dan de weerstand, ga je langzamer. 

Bekijk het volgende plaatje. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maken van 8.3 
2 t/m 13

timer
15:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is snelheid?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

snelheid
hoeveel afstand je in een bepaalde tijd aflegt 

Als iets een snelheid heeft kun je uitrekenen welke afstand wordt afgelegd in een bepaalde tijd.

afstand = snelheid x tijd

s=vt

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Snelheid = afstand ÷ tijd

Slide 26 - Tekstslide

Eenvoudig voorbeeld om het begrip snelheid uit te leggen.
Voorbeeld 2
Afstand = 10 m
Tijd = 2 sec.

Snelheid = 5 m/s

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1
Afstand = 25 km
Tijd = 1 uur

Snelheid = 25 km/h

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Snelheid berekenen
s = Afstand in kilometers (of meter)

v = Snelheid in km/h (of m/s)

t = tijd in uur (of seconde)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gemiddelde snelheid
Schippers liep 200 m in 21,63 seconde.



v
vgem=ts
v=21,63200
v=9,25m/s

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Snelheid

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maken van 8.3

14 t/m 29

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies