The Dare Introduction

The Dare 
Introduction lessons
  1. It's also about you
  2. Literary terms
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishFilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

The Dare 
Introduction lessons
  1. It's also about you
  2. Literary terms

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The Dare 
  • a novella by John Boyne
  • read in class
  • answer questions in online workbook
  • What is a Dare?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The Dare
The motto of the workbook:
Elk boek gaat ook over jou
What do you think is meant by that?
Discuss in pairs, then share with me...

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The Dare - Lesson 1 - It's also about you
  • you  can explain the terms 'dilemma' and 'virtue' (deugd)
  • you can explain the difference between a 'value' (waarde) and a 'norm'
  • you can name some virtues

Slide 4 - Tekstslide

Why these elements? Because you will encounter them in the novel.
Dilemma: your big brother allowed you to use his fatbike because you really really wanted to ride it. Unfortunately, you accidentally hit a a traffic sign. The fatbike's broken. You know your brother loves his fatbike very much: he had to work so hard to buy it! He will be sooooo mad at you and you don't want that. What do you do?

Slide 5 - Open vraag

Discuss answers. Are you honest, do you lie?
This situation is called a dilemma. What is a dilemma? You have to choose between two (equally?) unattractive alternatives.
Would you have told the truth? Then you would have been honest. Honesty can be considered a virtue (deugd). Can you think of any other examples of virtues? (you may answer in Dutch)

Slide 6 - Woordweb

A positive characteristic a person possesses. According to the Greek philospher Aristotle, there are four cardinal virtues: prudence (wijsheid), justice (rechtvaardigheid), fortitude (moed), temperance (matigheid)
Deugden
  • Werk in tweetallen. 
    Je krijgt een deugd  toegewezen. Bedenk een voorbeeld bij die deugd. 
  • Als je tijd over hebt bespreek je ook welke deugd(en) uit de je belangrijk vindt, en waarom juist die.

Slide 7 - Tekstslide

Vraag of duidelijk is wat met elke deugd bedoeld wordt. Daarna in tweetallen voorbeelden laten bedenken en delen.  Nadenken over een belangrijke deugd bereidt alvast voor op een opdracht uit het werkboek.
Deugden
  • Het tegenovergestelde van een deugd is een ondeugd
  • Teveel van een deugd is echter ook niet goed...
Met welke deugd ging deze muis de mist in?

Slide 8 - Tekstslide

Licht de tabel toe. Vertel ook dat het niet altijd zo zwart-wit is. Geef ze een paar minuten. Mondeling delen van  bedachte voorbeelden. 
Gradaties: het is niet altijd zwart-wit. 
Normen en waarden
Ieder mens leeft volgens ‘normen’ en ‘waarden’. Die zijn niet voor iedereen precies hetzelfde. 
Een ‘waarde’ is een eigenschap of manier van denken die je inspireert en richting geeft. Waarde: je hebt respect voor anderen.
Een 'norm' is een concrete gedragsregel die bepaalt wat je moet doen, vaak een verbod of een plicht. Norm: je laat elkaar uitpraten en luistert naar elkaar.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
  • open je werkboek op Classroom
  •  beantwoord vraag 1 tm 8

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deze les
  • verder met dilemma's
  • 'eerlijkheid' is een lastige: soms wel, soms niet, las ik in jullie antwoorden in het werkboek
  • als we tijd hebben: start met lezen


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dilemma's
Je krijgt twee dilemma's  voorgelegd
Je kunt kiezen uit een aantal mogelijke acties
Onthoud je keuze en zorg dat je die kunt toelichten!


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dilemma 1. Je bent op vakantie met een groep vrienden. Je 'verkering' is er niet bij. Je ontmoet een leuk(e) jongen/meisje. Van het één komt en het ander en je beleeft een vakantieliefde met die persoon. Een paar dagen later kom je thuis. Wat doe je?
A
je vertelt eerlijk wat er is gebeurd
B
je vertelt enthousiast over vakantie en vrienden maar blijft vaag over wat er is gebeurd met die ene persoon
C
je verzint een totaal ander verhaal

Slide 13 - Quizvraag

Laat leerlingen hun keuze in tweetallen bespreken
Dilemma 2. Je beste vriend(in) speelt in een band. Je gaat naar een van hun optredens. Het is echt heel erg slecht. Achteraf komt je vriend(in) je enthousiast vragen wat je ervan vond. Wat doe je?

A
je vertelt eerlijk wat je er van vond
B
je geeft een vaag antwoord en draait er wat om heen
C
je vertelt niet wat je er van vond

Slide 14 - Quizvraag

Laat leerlingen hun keuze in tweetallen bespreken
Klassikaal bespreken
  • Had je verschillend geantwoord bij 1 en 2?
    Wat is het verschil tussen de situaties?
  • Wat zou je dan concreet vertellen / zeggen?
  • Bij dilemma 1: tegen je verkering over vakantie(liefde)
  • Bij dilemma 2: tegen je beste vriend(in) over de muziek

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijke vragen
Denk eerst na. Bespreek dan in tweetallen. Daarna bespreken we het klassikaal.
  1. Heb je moed nodig om de waarheid te vertellen?
  2. Welke angst of welk ongemak zou je moeten verdragen als je de waarheid vertelde? 
  3. Waar ligt je grens (tot welk moment kun je de waarheid blijven verzwijgen)?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Video: bekijk drie fragmenten uit de video
  • Vraag: mag je liegen tegen je ouders? 
  • Waarom loog het meisje tegen haar ouders?
  • Hoe lukte het uiteindelijk om toch eerlijk te zijn?
  • Is liegen tegen je ouders anders dan liegen tegen je verkering of beste vriend(in)?



Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 18 - Video

Drie fragmenten: 
58:17
1:22
1:37
Vragen:
Mag je liegen tegen je ouders?
Waarom loog het meisje tegen haar ouders?
Hoe lukte het uiteindelijk om toch eerlijk te zijn?
Is liegen tegen je ouders anders dan liegen tegen je verkering of beste vriend(in)?
Let's start: lezen

Instructie: houd bij het lezen steeds een pen en schrift bij de hand. Maak een aantekening in je schrift als:
  • je een stuk tegenkomt dat te maken heeft met ‘eerlijkheid/Integriteit’. Vermeld dan in je schrift de pagina en de eerste twee woorden van de betreffende zin.
  • je een verwijzing naar ‘window’ en/of ’bicycle'tegenkomt. Schrijf ook hier de pagina op en de eerste twee woorden van de betreffende zin.
  • lees nu alvast even de vragen uit je werkboek over deel 2
  • volgende les krijg je ook uitleg over een paar literaire begrippen (jawel)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies