P3 Boekopdracht Snitch - deel 1 (P3 P4)

P3 P4 Boekopdracht
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

P3 P4 Boekopdracht

Slide 1 - Tekstslide

Lesopzetten P3
In periode 3 lezen we het leesboek 'Snitch' van Marje Woodrow.
We bekijken de boekopdracht en het beoordelingsformulier.
Zo kun je tijdens het lezen de nodige aantekeningen maken voor de boekopdrachten. 

Slide 2 - Tekstslide

Lesopzetten P4
In periode 4 lezen we het boek uit en werken we aan de opdrachten.
In deze periode lever je ook je boekopdracht in. In Magister vind je dan ook een inleverdatum als toetsmoment.

Slide 3 - Tekstslide

Snitch

Slide 4 - Tekstslide

Roos is hoofdverdachte nummer één
Roos is door haar beste vriendin Quinty ingeruild voor de bijdehante, stoere Fenna. Roos voelt zich boos en verliest steeds vaker haar zelfbeheersing. Als ze betrokken raakt bij enkele vreemde ongevallen en zelfs een dodelijk ongeluk, is Roos hoofdverdachte nummer één.

Slide 5 - Tekstslide

Boekinformatie
Snitch is een 'thriller' en valt ook onder 'detectiveverhalen'. 
Het is een fictieboek voor lezers in de leeftijd vanaf ongeveer 13 jaar tot 15 jaar.
Dit boek telt 216 pagina's.
Onderwerpen: ongelukken, schoolverhalen, pesten, vriendschap

Slide 6 - Tekstslide

Leesplanning
Leesles 1: blz. 7 tot en met blz. 20
Leesles 2: tot en met blz. 41
Leesles 3: tot en met blz. 63
Leesles 4: tot en met blz. 86
Leesles 5: tot en met blz. 105
Leesles 6: tot en met blz. 124

Slide 7 - Tekstslide

Leesplanning
Leesles 7:  tot en met blz. 142
Leesles 8: tot en met blz. 161
Leesles 9: tot en met blz. 180
Leesles 10: tot en met blz. 196
Leesles 11: tot en met blz. 216

Slide 8 - Tekstslide

Nu volgt de toets
De Reader fictie geeft extra uitleg over de toetsopdrachten. Gebruik de reader daarom om de opdrachten goed te begrijpen, zodat je geen fouten maakt in de opdrachten.
De reader fictie vind je in de Studiewijzer (P3) in Magister

Slide 9 - Tekstslide

Vooraf: de onderdelen
Het leesverslag moet de volgende onderdelen bevatten in deze volgorde:
1 Biografische gegevens
2 Samenvatting
3 Begrippen
4 Keuzeopdracht + nummer

Slide 10 - Tekstslide

Vooraf: regels
Plaats elke opdracht op een nieuwe bladzijde. Schrijf bovenaan de bladzijde om welke opdracht het gaat.
Gebruik voor je verslag één lettertype.
Noteer bij het onderdeel ‘Begrippen’ ook de opsommende letters (A tot en met F) bij de antwoorden op de vragen.

Slide 11 - Tekstslide

Vooraf: titelblad
Geef het leesverslag ook een titelblad. Op het titelblad noteer je jouw voor- en achternaam, de klas, de naam van jouw docent, de titel van het leesboek, de auteur van het leesboek. Ook voorzie je het titelblad van een passende afbeelding.

Slide 12 - Tekstslide

1. Biografische gegevens
Titel, auteur, uitgever, jaar van publicatie, het aantal pagina’s
Is het een vertaling? Noteer dan ook de oorspronkelijke titel.
Vertel iets over de uitvoering: noem bijvoorbeeld afwijkende lettertypes, bijzondere opmaak, foto’s of illustraties, landkaart, etc.

Slide 13 - Tekstslide

Som de biografische gegevens niet met losse woordjes op. Maak er een alinea van met volle zinnen. Het moet dus één verhaal worden.

Slide 14 - Tekstslide

2. Samenvatting (in eigen woorden!)
Beschrijf de inhoud van het verhaal in grote lijnen; beperk je hierbij tot de kern van het verhaal (minimaal 250 woorden en maximaal 750 woorden).  
We maken een inleiding - middenstuk - slot met witregels tussen elke alinea.

Slide 15 - Tekstslide

Samenvatting: de inleiding
Vertel in de inleiding van de samenvatting de titel van jouw gelezen boek en de auteur. Vertel ook voor welke doelgroep (soort lezers) het leesboek bedoeld is. Vertel ook onder welke genre het verhaal valt.

Slide 16 - Tekstslide

Samenvatting: het middenstuk
Vertel in het middenstuk van begin tot het einde het verhaal. Richt je hierbij tot de kern van het verhaal (dus de hoofdzaken). 

Slide 17 - Tekstslide

Samenvatting: het slot
Sluit de samenvatting af met een slotalinea. Vertel wat je van het verhaal en de afloop persoonlijk vond. Geef je mening over het verhaal met argumenten en voorbeelden.
Voor welke type lezer is volgens jou het boek geschikt om te lezen?

Slide 18 - Tekstslide

niet vergeten:
Vergeet niet witregels te gebruiken tussen de alinea’s!

Slide 19 - Tekstslide

3. Begrippen
- Beantwoord de volgende vragen met betrekking tot het gelezen boek.
- Noteer de vragen in je verslag. Noteer onder elke vraag je antwoord. 
- Schrijf met zinnen! Geef geen antwoord met losse woorden. 


Slide 20 - Tekstslide

begrippen
A. Wie is/zijn de hoofdpersonage(s)? Noteer deze persoon of personen. Waardoor weet je dat dit de hoofdpersoon is (hoofdpersonen zijn)? Leg dit uit aan de hand van uiterlijke kenmerken en karaktereigenschappen.
B. Hoeveel vertelde tijd duurt het boek ongeveer? Geef een voorbeeld uit het boek, waaruit dit blijkt.

Slide 21 - Tekstslide

begrippen
C. Hoeveel verteltijd neemt het boek in beslag? Dit mag je uitdrukken in het aantal gelezen leesuren of in het aantal gelezen pagina’s.
D. Open of gesloten einde? Geef in 5 a 10 zinnen het einde van het boek weer. Leg uit of het verhaal een open of een gesloten einde heeft.


Slide 22 - Tekstslide

begrippen
E. Wat is het vertelperspectief van het boek? Leg je antwoord uit aan de hand van een van de perspectieven, zoals het ik-perspectief, personaal-perspectief of meervoudig-perspectief. Geef daarbij een voorbeeld uit het boek (citeer bijv. een zin uit het boek, waaruit het perspectief blijkt).




Slide 23 - Tekstslide

begrippen
F. Waar speelt het verhaal zich af? Geef verschillende voorbeelden, zoals plaatsen, plekken en ruimtes. Geef uitvoerige beschrijvingen van die voorbeelden. Leg bijvoorbeeld uit wie er was, welke sfeer de plaats/plek/ruimte gaf, hoe het eruit zag, wat er gebeurde. 



Slide 24 - Tekstslide

4 De keuzeopdracht
Ga aan de slag met één opdracht die jou het meeste aanspreekt. Kies dus één opdracht! Je hoeft ze niet allemaal te maken. 
Nu volgen de keuzeopdrachten:

Slide 25 - Tekstslide

Keuze 1:
Welk personage zou jij willen zijn en hoe zou jij dan met de andere personen omgaan? 
Opdrachteisen:
- Gebruik minimaal 300 woorden.
- Geef duidelijk antwoord op de vraag.

Slide 26 - Tekstslide

Keuze 2:
Maak een stripverhaal van minimaal 20 hokjes van het boek. Je zult een scan moeten maken van je strip om deze in te leveren. Deze opdracht lever je dus in verwerkt in het leesverslag zelf. Je mag voor deze opdracht geen los blad inleveren.
Opdrachteisen: - Gebruik minimaal 20 striphokjes.
- De opdracht is ingeleverd in het leesverslag.

Slide 27 - Tekstslide

Keuze 3:
Schrijf een vervolg op het boek (minimaal 300 woorden).
Opdrachteisen:
- Het vervolg is een verzonnen verhaal wat na het einde van dit verhaal gebeurt.
- Gebruik minimaal 300 woorden.

Slide 28 - Tekstslide

Keuze 4:
Schrijf een begin, wat er vooraf ging aan het boek/verhaal? Hoe is het allemaal begonnen? (minimaal 300 woorden).
Opdrachteisen:
- Gebruik minimaal 300 woorden.
- Het begin is een verzonnen en duidelijk verhaal wat vooraf ging aan het echte verhaal.

Slide 29 - Tekstslide

Keuze 5:
Schrijf een songtekst met minstens drie coupletten. ( elk couplet heeft minimaal acht regels over de inhoud van het boek dat je gelezen hebt.) Zorg dat er rijm plaatsvindt.
Opdrachteisen:
- Minimaal 3 coupletten van elk 8 regels.
- Er vindt rijm plaats.

Slide 30 - Tekstslide

Tot slot
Denk bij het maken van je verslag aan de spellingsregels, zoals het gebruik van hoofdletters en leestekens!
Besteed ook aandacht aan een goede zinsbouw
Deze tellen mee in de beoordeling van je boekopdracht/ leesverslag. 

Slide 31 - Tekstslide

De beoordeling van deze toets

Slide 32 - Tekstslide

Gebruik het beoordelingsformulier als een checklist. Zo kun je controleren of je aan alle opdrachteisen voldoet. Dit formulier vind je ook in de Studiewijzer van P3 en P4.

Slide 33 - Tekstslide

EINDE BOEKOPDRACHT SNITCH

Slide 34 - Tekstslide