les adjectifs qualificatifs

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Grandes Lignes Chap 1

Grammaire : L'adjectif qualificatif

Hoe heet het bijvoeglijk naamwoord in het Frans ?

1. le pronom
2. l'adjectif qualificatif
3. le sujet
4. le verbe

Bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden krijgt het bijv. nw :

1. s
2. niets
3. e
4. es

In het meervoud [ mannelijk ] krijgt het bijv. nw :

1. e
2. es
3. niets
4. s

In het meervoud [ vrouwelijk ] krijgt het bijv.nw :

1. s
2. e
3. es
4. ée

De onregelmatige vormen  

Par exemple : -on wordt -onne, -eux wordt -euse, -if wordt -ive, --ier wordt ière etc...

bon/bonne, amoureux/amoureuse, actif/active, premier/première

Vul de juiste vorm in :
ma mère est ...

1. italiene
2. italiennes
3. italiens
4. italienne

Vul de juiste vorm in :
mes parents sont très ...

1. sportives
2. sportif
3. sportifs
4. sportive

Vul de juiste vorm in :
le gâteau au chocolat est ...

1. bon
2. bonne
3. bons
4. bonnes

Vul de juiste vorm in :
Marie-Antoinette est très ....

1. heureux
2. heureus
3. heureuses
4. heureuse

En als het bijv.nw heel anders uitziet in het vrouwelijk

Par exemple : beau/belle, gros/grosse, blanc/blanche

Vul de juiste vorm in :
c'est une jolie casquette...

1. blancs
2. blanche
3. blanches
4. blanc

Vul de juiste vorm in :
les grands-mères sont ...

1. vielles
2. vieux
3. vieille
4. vieilles

Vul de juiste vorm in :
c'est un ....voyage

1. longs
2. longue
3. long
4. longe

La place de l'adjectif 

En français, l'adjectif est DERRIÈRE [ achter ] le nom :

un pull rouge, un jean bleu , un devoir difficile.

On peut dire aussi : le pull EST rouge.

Maar er zijn 12 bijv.nw die ook VÓÓR het zelfs. nw komen :  

jeune, joli, beau, grand, long, nouveau, vieux, petit, gros, bon, mauvais, haut. 

Ook de rangtelwoorden : premier, dernier.  [le premier exercice]

ON RÉPÈTE LA CHANSON

beau-bon-joli

haut-long-petit

jeune-vieux-grand

gros- mauvais - méchant

Zet het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plek in de zin :
Ma copine donne des .....bonbons.... [ bons]

1. voor
2. achter

Zet het bijvoeglijk nw op de juiste plek:
Mon père aime les...... voitures .......[sportives]

1. achter
2. voor

Zet het bijv. nw op de jusite plek :
Mon frère a les .....cheveux.... [ blonds]

1. voor
2. achter

Zet het bijv. nw op de juiste plek :
Je joue avec ma ......soeur........[petite]

1. achter
2. voor

Les couleurs

connaissez-vous d'autres couleurs ?

De plaats in de zin ?....erachter

des cahiers jaunes

Vous avez des questions ? 

Vergelijk nu jouw opdrachten in het werkboek en op het werkblad  met jouw klasgenoten.

En leer / apprenez ! Bonne  chance !