Kapitel 1 - Grammatik B

Grammatik B - zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatik B - zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wie war das nochmal?
Een zwak werkwoord vervoeg je door de esttenten-regel toe te passen:
Stap 1) Neem de stam van het werkwoord (haal -en/-n eraf)
Stap 2) Vul de juiste uitgang in


Slide 3 - Tekstslide

esttenten-regel (normaal)
stam
uitgang
ich
wohn
e
du
wohn
st
er/sie/es
wohn
t
wir
wohn
en
ihr
wohn
t
sie/Sie
wohn
en

Slide 4 - Tekstslide

esttenten-regel (stam op s-klank)
stam
uitgang
ich
reis
e
du
reis
t
er/sie/es
reis
t
wir
reis
en
ihr
reis
t
sie/Sie
reis
en

Slide 5 - Tekstslide

Jetzt wird geübt!

Slide 6 - Tekstslide

Ich            wohn
du             wohn
er/sie/es   wohn
wir            wohn
ihr             wohn  
sie/Sie      wohn
wohnen = wonen
-e
-st
-t
-t
-en
-en

Slide 7 - Sleepvraag


Ich _____ gerne.
A
back
B
backe
C
backst
D
backt

Slide 8 - Quizvraag


Wir _____ in Hamburg.
A
leben
B
lebst
C
lebe
D
lebt

Slide 9 - Quizvraag


Ihr _____ in Berlin.
A
wohne
B
wohnt
C
wohnst
D
wohnen

Slide 10 - Quizvraag


Er _____.
A
schreibet
B
schreibt
C
schreibst
D
schreibe

Slide 11 - Quizvraag


Ihr ________ den ganzen Tag!
A
rede
B
redest
C
redet
D
redt

Slide 12 - Quizvraag


Du _______ auf den Bus.
A
warte
B
wartet
C
warten
D
wartest

Slide 13 - Quizvraag


Gibt es noch Fragen?

Slide 14 - Tekstslide