De eerste maandag van de maand

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 7

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een novelle?
A
Een leesboek
B
Een kort verhaal
C
Een stripverhaal
D
Een luisterboek

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de titel van deze novelle?
A
De eerste maandag van de maand
B
De derde dinsdag van de maand
C
De tweede vrijdag van de maand
D
De vierde woensdag van de maand

Slide 3 - Quizvraag

Wat gebeurt er op de eerste maandag van de maand?
A
Het salaris wordt gestort
B
Het luchtalarm wordt getest
C
De supermarkten worden bevoorraad
D
De entree bij pretparken is gratis

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een auteur?
A
Een dokter
B
Een toneelspeler
C
Een schrijver
D
Een docent

Slide 5 - Quizvraag

Wie is de auteur van de novelle "De eerste maandag van de maand"?
A
Margje Woodrow
B
Natasza Tardio
C
Maren Stoffels
D
Cis Meijer

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een proloog?
A
Een inleiding
B
Een recensie
C
Een samenvatting
D
Een spreekwoord

Slide 7 - Quizvraag

Waarom is de titel "De eerste maandag van de maand"?

Slide 8 - Open vraag

Binnen welk tijdsbestek speelt het verhaal zich af?
A
Van 07.00 tot 12.00
B
Van 07.00 tot 21.00
C
Van 07.00 tot 18.00
D
Van 07.00 tot 15.00

Slide 9 - Quizvraag

Wat doet Lucas om 07.00?
A
Hij ligt in bed
B
Hij loopt hard
C
Hij leeft op straat
D
Hij poetst zijn tanden

Slide 10 - Quizvraag

Wat doet Annabel om 07.00?
A
Zij ligt in bed
B
Zij loopt hard
C
Zij leeft op straat
D
Zij poetst haar tanden

Slide 11 - Quizvraag

Wat doet Shifra om 07.00?
A
Zij ligt in bed
B
Zij loopt hard
C
Zij leeft op straat
D
Zij poetst haar tanden

Slide 12 - Quizvraag

Wat doet Nick om 07.00?
A
Hij ligt in bed
B
Hij loopt hard
C
Hij leeft op straat
D
Hij poetst zijn tanden

Slide 13 - Quizvraag

Wie is Freek?
A
Een conciërge
B
Een docent
C
Een vuilnisman
D
Een leerling

Slide 14 - Quizvraag

Wie is Robin?
A
Een conciërge
B
Een docent
C
Een vuilnisman
D
Een leerling

Slide 15 - Quizvraag

Wat valt op?
A
Er is ruzie op straat
B
Er zijn veel dode dieren
C
Er is een kermis
D
Er is niets aan de hand

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het beroep van Shifra?
A
Dokter
B
Bakker
C
Conciërge
D
Journalist

Slide 17 - Quizvraag

Waar werkt Shifra?
A
Op school
B
In een laboratorium
C
Bij de krant
D
Bij het bejaardentehuis

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het beroep van Maarten?
A
Dokter
B
Bakker
C
Conciërge
D
Journalist

Slide 19 - Quizvraag

Waar werkt Maarten?
A
Op school
B
In een laboratorium
C
Bij de krant
D
Bij het bejaardentehuis

Slide 20 - Quizvraag

Hoe heet het gas dat ontsnapt is?
A
D-10
B
D-11
C
D-12
D
D-13

Slide 21 - Quizvraag

Wat gebeurt er door het gas?
A
Mensen en dieren overlijden
B
Mensen en dieren kunnen vliegen
C
Mensen en dieren vieren feest
D
Mensen en dieren maken ruzie

Slide 22 - Quizvraag

Waar is het gas eigenlijk voor bedoeld?
A
Om in te zetten als oorlogswapen
B
Om te gebruiken als brandstof voor auto's
C
Om huizen mee te verwarmen
D
Om een griepepidemie te voorkomen

Slide 23 - Quizvraag

Waarom reageert niemand op het alarm?
A
Het alarm klinkt niet hard genoeg
B
Het alarm klinkt maar heel kort
C
Het alarm wordt altijd op die dag en tijd getest
D
Het alarm gaat helemaal niet af

Slide 24 - Quizvraag

Heeft het verhaal een open of een gesloten einde?
OPEN
GESLOTEN

Slide 25 - Poll