H.10 §3 "de eigenschappen van basen"

hst 10.3 "de eigenschappen van basen"
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

hst 10.3 "de eigenschappen van basen"

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt een aantal basen benoemen.
  • Je kunt benoemen dat een base een stof is die een H+ ion kan binden.
  • Je kunt van een aantal basische oplossingen de naam en formule geven van de deeltjes die daarin voorkomen.
  • Je kunt het verband beschrijven tussen pH en de concentratie H+ en OH- ionen.
  • Je kunt eigenschappen en toepassingen van basische oplossingen benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

vandaag
Herhaling paragraaf 1 en 2
lezen van §10.3
Filmpje Miranda Onstenk

Slide 3 - Tekstslide

Welke stof is een zuur?

A
azijn
B
soda
C
gootsteenontstopper
D
water

Slide 4 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 5 - Quizvraag

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
wc ontkalker

Slide 6 - Quizvraag

Welke pH hebben zuren?
A
0-7
B
7
C
7-14

Slide 7 - Quizvraag

Zuren zijn
A
metalen
B
moleculaire stoffen
C
zouten

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de zuurgraad (pH) van water
A
0
B
7
C
10
D
14

Slide 9 - Quizvraag

Een base kan H+ ionen binden

Zuren splitsen H+ ionen af
(hoe? in §10.4..)

Slide 10 - Tekstslide

3 basische ionen en een molecuul
O2- (alle ionaire oxides dus, bv BaO)
CO32- (alle carbonaten, bv CaCO3)
OH- (alle hydroxiden, bv NaOH)
NH3 (g) (ammoniak)

Slide 11 - Tekstslide

Leren ! (tabel 1)

Een base is een stof die waterstofionen kan opnemen.

Er zijn drie groepen zouten die basisch zijn:

  • Alle Hydroxide (een zout met OH- )
  • Alle Oxides (een zout met O2- )
  • Alle carbonaten (een zout met CO32- )

Daarnaast is ammoniak ook een base (NH3)

Slide 12 - Tekstslide

Base en pH
De pH van een basische oplossing is altijd hoger dan 7. Hoe meer base een oplossing bevat, hoe hoger is de pH. 

Dus hoe hoger de concentratie aan opgeloste base, hoe hoger de pH van de oplossing zal zijn. Bij verdunnen daalt de pH maar lager dan 7 zal het nooit komen.

Slide 13 - Tekstslide

Eigenschappen basische oplossing
  • Hoe meer OH- hoe hoger de pH 
  • Bij verdunnen nooit lager dan pH=7

Slide 14 - Tekstslide

3 bekende basische oplossingen
natronloog:  NaOH (s) --> Na+ (aq) + OH(aq)
kalkwater:  Ca(OH)2 (s) -->  Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)
ammonia: NH3 (aq)

Slide 15 - Tekstslide

Eigenschappen van basen
  • Kunnen een H+ opnemen
  • Hebben een hogere pH dan 7
  • Geleiden elektrische stroom
  • Worden gebruikt om vetten te verwijderen
  • Reageren met zuren
  • Smaken zeep-achtig; sommige basen zijn heel schadelijk voor je (corrosief en irriterend)


Slide 16 - Tekstslide

Schrijf de oplosvergelijking van natriumhydroxide (s) naar natronloog

Slide 17 - Open vraag

Schrijf de oplosvergelijking van calciumhydroxide (s) naar kalkwater

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de oplosvergelijking van ammoniak (g) naar ammonia

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video