Beeldspraak

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak
- vergelijking
- metafoor
- personificatie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak
Ruim die zwijnenstal eens op!
Wat gaan we doen?





Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesopzet en lesdoelen:
* je weet wat beeldspraak is, en wat het nut is.....
* je weet wat een vergelijking is, je kunt voorbeelden herkennen/noemen
* je weet wat een metafoor is, je kunt voorbeelden herkennen/noemen
* je weet wat een personificatie is, je kunt voorbeelden herkennen/ noemen
* Nog een keer de vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak: vergelijking, metafoor en personificatie
- Bij beeldspraak gebruik je woorden in een
   figuurlijke betekenis. Een beeld.
- Er is sprake van een overeenkomst tussen object en het beeld
- Goede beeldspraak maakt een (gesproken)tekst mooier,
   duidelijker en krachtiger.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een vergelijking heb je....
A
een object (de werkelijkheid) en een subject (beeld)
B
alleen maar een beeld
C
een kenmerk van een persoon op een levenloos ding

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je kamer ziet eruit ALS
een zwijnenstal.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een vergelijking hoort meestal het woordje ALS of LIJKT.

ZO....ALS..... IS NET.......

Zo ziek als een hond.

Je lijkt wel een verzopen hond.

Wat een vuile hond, ben jij!

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vergelijking in:
Zo fris als een.....
A
kipje
B
vis in het water
C
hoentje

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zo doof als een...
A
kabouter
B
spin
C
mol
D
kwartel

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij? pas op! hij steelt als een....
A
vogel
B
hond
C
kat
D
raaf

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leven als god in.....
A
Parijs
B
Frankrijk
C
een Belgisch bad
D
de hemel

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Metafoor
Het object/ de werkelijkheid wordt helemaal vervangen door het beeld. Het is er nog wel, maar wordt niet genoemd. Je moet het figuurlijk zien.

Het schip der woestijn (kameel)
Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
Zij is een spin in het web  (zij heeft veel contacten)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ruim die
zwijnenstal eens op!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij een metafoor heb je....
A
Alleen maar een beeld
B
Een beeld en de werkelijkheid
C
altijd het woordje ALS
D
HUH? watte? weet het niet meer...

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Dat oude dametje is zo mager als een lat." Is dit een metafoor of een vergelijking?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin bevat een metafoor?
A
Jouw ogen zijn als sterren.
B
Wat een boom van een kerel.
C
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
D
Dat meisje lijkt wel een prinses, zo elegant!

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Personificatie

Met een personificatie stel je een levenloos ding voor als een persoon, je kent menselijke eigenschappen toe aan een ' dood'  ding.  Bijvoorbeeld:

 

De zon streelde onze wangen

Het gevaar loerde op elke hoek van de straat
Schreeuwende kleuren
Papier is geduldig

Zuchtend en kreunend kwam mijn auto tot stilstand

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De wind huilt...
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

de samenleving is ziek
A
is een metafoor
B
is een vergelijking
C
is een personificatie

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"De leerlingen uit V2 gebruiken bij tekenen altijd sprekende kleuren!" Waarom is dit een personificatie?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

''sterren op het ijs''! laten we kijken!
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor
D
wat anders.....

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Wolken en zon spelen haasje over."
Is dit een personificatie?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vroeger

het leven opent haar hand
voor mijn ogen in de nacht: ik lach
zoals parels zijn wij gevonden en
als een parelsnoer vallen wij uiteen

ik schrijf een brief naar hem in 
verre landen, een oud liedje,
gaat er door mijn hoofd, een lik
van de postzegel echter en wij zijn vast

van statige woorden als een douche
wat zeep om schoon te worden
en ik droom van oude gedichten 
en ik droom van een oud boek.
personificatie 
Vergelijking met als


vergelijking met als

Geen personificatie

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

pars pro toto
A
PSV landskampioen
B
geheel in plaats van deel
C
deel in plaats van geheel
D
manier van leven

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pars pro toto

Slide 30 - Tekstslide

Na deze wellicht traumatiserende ervaring mag je even rusten
Nu gaan we naar de eerste opdracht samenwe
Ik ga even de neuzen tellen.
A
Personificatie
B
Metonymia: pars pro toto
C
Metonymia: totum pro parte
D
Metonymia: maker ipv gemaakte

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij verhuist naar een paradijs.
A
Metoniem
B
Metafoor
C
Vergelijking
D
Personificatie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland
(heel) Nederland schaatst.

TOTUM pro parte

Het geheel  noemen in plaats van een deel.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nederland verloor met 3-0
A
Totum pro parte
B
HUH?
C
personificatie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beeldspraak (geen overeenkomst)
Metonymia: 
meer handen aan het bed (pars pro toto)
Nederland wint het W.K. (totum pro parte)
We hebben goud op de 200 meter (materiaal ipv product)
Ik heb zojuist een Rembrandt gekocht (maker ipv product)
Lekker die thee; doe mij maar een kopje. (servies ipv inhoud)
Doe mij maar een glas Chardonnay. (merk ipv product)

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slochteren levert de regering veel geld op
A
Dit is een personificatie
B
dit is een vergelijking
C
dit is een metoniem

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

"De leerlingen uit V2 gebruiken bij tekenen altijd sprekende kleuren!" Waarom is dit een personificatie?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies