Week 24 Future; will, going to, present simple, present continuous

Welcome!
Happy to see you today!
Take a seat and wait till we get started!
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome!
Happy to see you today!
Take a seat and wait till we get started!

Slide 1 - Tekstslide

Today:
  • Task Kick-off
  • Future tenses
  • Credo


  • Goal: Writing a letter to your future self

Slide 2 - Tekstslide

Future: will, going to, present simple, present continuous

Slide 3 - Tekstslide

Lesson aims
At the end of the lesson I form sentences with will, going to, the present simple and present continuous.

At the end of the lesson you name two differences between the use of will, going to, present simple and present continuous.


Slide 4 - Tekstslide

Present simple
Regel:
Gebruik het hele werkwoord bij: I / you / we / they / meervoud
Gebruik een –s achter het ww bij: he / she / it / 1 jongen/meisje

Wanneer gebruik je deze tijd?
Bij tijden volgens een vast schema (openingstijden, dienstregelingen, werk-/schoolroosters, etc.)





Slide 5 - Tekstslide

They ............................ football every day.
A
play
B
plays

Slide 6 - Quizvraag

The train ...................... at 11.45.
A
leave
B
leaves

Slide 7 - Quizvraag

The shop ........................... at eight o'clock.
A
open
B
opens

Slide 8 - Quizvraag

Present continuous
Regel:                                               Am -->  I
am/is/are + ww+ing                            Is   -->  he / she / it
                                                          Are -->  you / we / they / meervoud

Wanneer gebruik je deze tijd?
Bij afspraken in de nabije toekomst waarvan tijd EN plaats al vaststaat





Slide 9 - Tekstslide

I ......................... my parent's house tomorrow.
A
am visiting
B
is visiting
C
are visiting

Slide 10 - Quizvraag

Susan......................... dinner at that new restaurant tonight.
A
am having
B
is having
C
are having

Slide 11 - Quizvraag

They ......................... flying to Rome next week.
A
am flying
B
is flying
C
are flying

Slide 12 - Quizvraag

Going to
Regel:                                               Am -->  I
am/is/are + going to + hele ww          Is   -->  he / she / it
                                                          Are -->  you / we / they / meervoud

Wanneer gebruik je deze tijd?
- iemand is in de toekomst iets van plan
- voorspellingen waar wel bewijs voor is (“het gaat regenen”: je ziet 
  donkere wolken)





Slide 13 - Tekstslide

I ......................... for my test tonight.
A
am going to study
B
is going to study
C
are going to study

Slide 14 - Quizvraag

We ......................... sushi for dinner.
A
am going to have
B
is going to have
C
are going to have

Slide 15 - Quizvraag

Look at the dark clouds! It ......................... soon.
A
am going to rain
B
is going to rain
C
are going to rain

Slide 16 - Quizvraag

Will
Regel:
will + hele ww


Wanneer gebruik je deze tijd?
 - iets aanbieden
 - beloftes, aankondigingen en besluiten
 - voorspellingen waar geen bewijs voor is (“zij gaat de wedstrijd 
   winnen”: dit denk je, weet je niet zeker)






Slide 17 - Tekstslide

They ..................... the match tomorrow.
(win)

Slide 18 - Open vraag

I ..................... you with those bags.
(help)

Slide 19 - Open vraag

She ..................... you some tea.
(get)

Slide 20 - Open vraag

Present simple
Regel:
Gebruik het hele werkwoord bij: I / you / we / they / meervoud
Gebruik een –s achter het ww bij: he / she / it / 1 jongen/meisje

Wanneer gebruik je deze tijd?
Bij tijden volgens een vast schema (openingstijden, dienstregelingen, werk-/schoolroosters, etc.)





Slide 21 - Tekstslide


Wanneer gebruik je will?
A
Als je iets van plan bent.
B
Een voorspelling zonder bewijs en een beslissing op het moment van spreken.
C
Een voorspelling met bewijs.

Slide 22 - Quizvraag


Wanneer gebruik je to be going to?
A
Een voorspelling met bewijs en wanneer je iets van plan bent.
B
Een voorspelling zonder bewijs.
C
Wanneer je iets spontaan besluit.

Slide 23 - Quizvraag


Wanneer gebruik je de present simple voor de toekomst?
A
Een voorspelling zonder bewijs en bij spontane acties.
B
Een voorspelling zonder bewijs.
C
Bij gebeurtenissen die volgens een schema gaan.

Slide 24 - Quizvraag


Wanneer gebruik je de present continuous voor de toekomst?
A
Bij acties die gepland zijn, meestal een afspraak met personen.
B
Een voorspelling zonder bewijs.
C
Bij gebeurtenissen die volgens een schema gaan.

Slide 25 - Quizvraag


I ... my niece this week.
A
will visit
B
'm going to visit

Slide 26 - Quizvraag


You ... probably ... first prize.
A
will ... win
B
are ... going to win

Slide 27 - Quizvraag


Person A: 'You must be hungry.
I ... you a sandwich.'
A
am going to make
B
will make

Slide 28 - Quizvraag


I have no idea, but I have a feeling that my team ... tomorrow's match.
A
will win
B
is going to win

Slide 29 - Quizvraag


Look! He ... off his bike!
A
will fall
B
is going to fall

Slide 30 - Quizvraag


They ... there on time.
A
are not going to be
B
won't be

Slide 31 - Quizvraag


My sister and I ... to the zoo next week.
A
are going to visit
B
are visiting
C
will visit
D
visit

Slide 32 - Quizvraag


Marc ... this week. He has broken his knee.
A
isn't going to train
B
won't train

Slide 33 - Quizvraag


We ... a film tonight.
A
will watch
B
are going to watch

Slide 34 - Quizvraag

Use: will, to be going to, present simple or present continuous

We ... (to fly) to Rome in June.

Slide 35 - Open vraag

Use: will, to be going to, present simple or present continuous

Hopefully, the problem ... (to disappear) on its own.

Slide 36 - Open vraag

Use: will, to be going to, present simple or present continuous

My students ... (to travel) to England next year.

Slide 37 - Open vraag

Use: will, to be going to, present simple or present continuous

The forecast says it ... (to be) sunny all week long.

Slide 38 - Open vraag

Use: will, to be going to, present simple or present continuous

When ... (to go - you) to America?

Slide 39 - Open vraag

Use: will, to be going to, present simple or present continuous

They ... (drive) to New York tomorrow morning.

Slide 40 - Open vraag

Use: will, to be going to, present simple or present continuous

I ... (fly) with my sister to Paris next week.

Slide 41 - Open vraag

Use: will, to be going to, present simple or present continuous

The train .... (leave) at 8:45. Don't be late!

Slide 42 - Open vraag

Use: will, to be going to, present simple or present continuous

She ... (not - come) to the meeting later.

Slide 43 - Open vraag

I understand the difference between the present simple, present continuous, will and to be going to.
A
Ja
B
Nee
C
Bijna
D
Een beetje

Slide 44 - Quizvraag

I can use the presents simple, present continuous, will and to be going to in a sentence.
A
Ja
B
Nee
C
Bijna
D
Een beetje

Slide 45 - Quizvraag

Will + hele werkwoord
Am/are/is + going to + hele werkwoord
Am/are/is + hele werkwoord + ing
Present simple (SHIT regel)
Belofte
It will rain.
I will help you with the bags.
Look at the clouds! It is going to rain.
I am going to Spain.
I am meeting her next week saturday.
The train leaves at four o'clock.

Slide 46 - Sleepvraag

Belofte
Will + hele werkwoord
Going to
Am/are/is + going to + hele werkwoord
Present continuous
Am/are/is + hele werkwoord + ing
Present simple (SHIT regel)
Besluit op het moment van spreken
Aankondiging
op het moment van spreken
Voorspelling zonder bewijs
Voorspelling met bewijs
Plan in de toekomst
Plan waarvan de tijd en/of plek bekend is (vaak met mensen)
Tijden volgens vast schema

Slide 47 - Sleepvraag

Slide 48 - Link