b3.10 - k3.10: over taal

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Ipad en leesboek op tafel
- log alvast in op Lesson Up


timer
1:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Ipad en leesboek op tafel
- log alvast in op Lesson Up


timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

HW checken

Als het goed is heb je deze in je ebook (leermiddelen Nederlands) gemaakt, zo niet dan leg je de opdrachten in je schrift open op je tafel voor controle.


timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

2.5: grammatica
korte terugblik
Dictee maken op je ebook van het onderdeel spelling. 


10 minuten in stilte!
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen 
Je kent: 
- de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
- de betekenis van verschillende woorden uit teksten;

Je kunt: 
- de betekenis van woorden vinden door ervoor of erna te lezen;


B: §3.10, over taal
K: §3.10, over taal 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe ziet de les eruit?
Wie 
ronde 1
ronde 2
Basis 
bespreken van de woorden
§3.10, opdracht 24 en 25 van over taal 
Kader
§3.10, opdracht 29 en 30 van over taal. 
bepreken van de woorden

Slide 6 - Tekstslide

Woorden voor Basis
aandachtig – met veel aandacht 
aangezien – omdat 
eventueel – als het nodig is 
gebruikelijk – gewoon 
geschikt – bruikbaar 
inmiddels – ondertussen 
kortom – kort gezegd 
nuttig – bruikbaar 
ronduit – eerlijk, zonder eromheen te draaien 
uiteindelijk – op het laatst 

Maak een zin met 1 van bovenstaande woorden. 
kader zw 
opdr 29 &30

Slide 7 - Tekstslide

de jaren zestig – 1960 tot en met 1969 
ondanks – ook al is het zo, dan toch… 
actief – bezig, met actie, niet passief 
passief – zonder iets te doen, niet actief 
regelmatig – vaak 
niets liever dan – het allerliefst 
afronden – afmaken 
de smaak te pakken hebben – iets leuk vinden en er dan niet meer mee willen stoppen 
het product – iets dat in een fabriek is gemaakt of op het land groeit 
ontstaan – beginnen te bestaan 
leiden tot – zorgen dat iets anders gebeurt, een gevolg hebben 

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan moeilijke woorden
Als je bij het lezen een moeilijk woord tegenkomt, kun je het opzoeken in een woordenboek.
Vaak is dat niet nodig. Gebruik het stappenplan.

Als je een woord leest dat je niet begrijpt, lees je een stukje terug of een stukje verder in de tekst. Soms zie je dan iets dat het tegenovergestelde is van het moeilijke woord. Dat helpt je om het moeilijke woord te begrijpen.

Slide 9 - Tekstslide

In het pretpark klom Tim behendig over de hindernisbaan. Ik ben niet zo handig, ik deed er veel langer over.
                                         behendig = 


Tim ontkent dat hij al eerder in dit pretpark is geweest, maar volgens mij is dat wel zo.
                                          ontkent = 


‘Straks val je uit dat karretje,’ zegt die pessimist. Ik denk dat het goed komt.
                                          pessimist =


Slide 10 - Tekstslide

Woorden voor kader
aandachtig – met veel aandacht 
combineren – samenvoegen 
definitie (de) – omschrijving 
eventueel – misschien 
gebruikelijk – gewoon 
geschikt – goed bruikbaar voor iets 
nuttig – bruikbaar 
ronduit – beslist 
typisch – kenmerkend 
vanzelfsprekend – uiteraard 
verband (het) – samenhang 

Maak eens een zin met 1 van de bovenstaande woorden.
architect (de) – iemand die gebouwen ontwerpt 
attractie (de) – iets waar je naartoe gaat om je te vermaken 
avonturier (de) – iemand die erop uit is van alles te beleven 
gevolg (het) – iets dat na en door iets anders gebeurt 
modern – van deze tijd 
neerslag (de) – water dat uit de lucht op aarde valt, als regen, sneeuw of hagel 
omtoveren – plotseling heel erg veranderen 
onlangs – korte tijd geleden 
ontstaan – beginnen te bestaan 
oorspronkelijke – oudste 

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan moeilijke woorden
‘Het spijt me,’ zei onze leraar, ‘ik moet de toetsen nog corrigeren. Ik hoop dat ik morgen klaar ben met nakijken.’

Vroeger was hij altijd sterk en fit, maar nu is de gezondheid van mijn opa erg broos.

Grote posters met heerlijk fruit promoten de gezonde snacks in de kantine. Maar je kunt nog zo veel reclame maken, wij hebben toch liever een broodje kroket!

Om te zorgen dat er minder ongelukken gebeuren met racefietsers op de weg, moet elke groep een wegkapitein hebben. Die fietst voorop, kent de route en zegt hoe de fietsers zich moeten gedragen.


Kun jij de betekenis van de vetgedrukte woorden achterhalen door stap 1 van het stappenplan toe te passen?

Slide 12 - Tekstslide

Aan het werk
B: blok 3, over taal, §3.10, opdracht 24, 25
K: blok 3, over taal, §3.10, opdracht 29, 30

klaar? maak je dictee af als dit nog niet klaar was, daarna ga je de woorden oefen op studygo of lezen in je leesboek

in je ebook

Slide 13 - Tekstslide


Afsluiting les 

Hoe goed ken ik de woorden van over taal als. 0 is nog helemaal niet, 5 ik ken tussen de 
Ik ken er nog geen
Ik ken er minder dan 10
Ik ken er al meer dan 10
Ik ken ze allemaal al.

Slide 14 - Poll

Huiswerk
B: blok 3, over taal, §3.10, opdracht 24, 25 en het dictee van spelling
K: blok 3, over taal, §3.10, opdracht 29, 30 en het dictee van spelling

Slide 15 - Tekstslide