In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Paragraaf 3.3
Slide 1 - Tekstslide
Leg uit wat extracellulair betekend
Slide 2 - Open vraag
Leg uit wat intracellulair betekend
Slide 3 - Open vraag
Het celmembraan is selectief permeabel. Wat betekent dat?
A
het celmembraan laat alle stoffen de cel in en uit gaan
B
het celmembraan laat bepaalde stoffen de cel in en uit gaan
C
het celmembraan laat alle stoffen de cel alleen in of uit gaan
D
het celmembraan laat bepaalde stoffen de cel alleen in of uit gaan
Slide 4 - Quizvraag
welk celmembraanonderdeel zorgt voor de beweegbaarheid van het celmembraan?
A
eiwit
B
fosfolipide
C
cholesterol
D
suikers
Slide 5 - Quizvraag
Welke stoffen kunnen door de fosfolipidelaag?
A
celblaasjes met eiwitten
B
glucose
C
geladen deeltjes
D
ongeladen deeltjes zoals zuurstof en koolstofdioxide
Slide 6 - Quizvraag
Hoe stromen de stoffen?
A
van hoge concentratie naar lage concentratie?
B
van lage concentratie naar hoge concentratie
C
stoffen stromen beide richtingen op( zowel naar hoog als naar laag)
D
stoffen stromen niet naar verschillende concentraties
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Video
Wat betekent passief transport door het celmembraan? vertel iets over de energie en over concentraties.
Slide 9 - Open vraag
Welke stof gaat er via actief transport door het celmembraan?
A
zuurstof
B
koolstofdioxide
C
water
D
glucose
Slide 10 - Quizvraag
Welk woord gebruiken wij in de biologie voor energie?
A
ADP
B
ATP
C
mitrochondiën
D
diffusie
Slide 11 - Quizvraag
Wat is endocytose?
Slide 12 - Open vraag
Wat is exocytose?
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Video
Slide 15 - Tekstslide
Dus: transport van stoffen van een hoge concentratie naar een lage concenratie kost geen energie (passief) en transport van stoffen van een hoge naar een lage concentratie kost wel energie (actief)
Slide 16 - Tekstslide
Beantwoord de volgende vragen:
Slide 17 - Tekstslide
Beantwoord de volgende vragen voor Diffusie: 1. Welke richting van de concentratie gaat het op? 2. Wat verplaatst zich? 3. Is het actief of passief transport?
Slide 18 - Open vraag
Beantwoord de volgende vragen voor Osmose: 1. Welke richting van de concentratie gaat het op? 2. Wat verplaatst zich? 3. Is het actief of passief transport?
Slide 19 - Open vraag
Beantwoord de volgende vragen voor actief transport: 1. Welke richting van de concentratie gaat het op? 2. Wat verplaatst zich? 3. Is het actief of passief transport voor een glucose molecuul?
Slide 20 - Open vraag
de osmotische waarde van zuiver water is ......... ten opzichte van een zoutoplossing
A
Hypertoon
B
Hypotoon
C
Isotoon
Slide 21 - Quizvraag
Op het moment dat de omgeving een hogere osmotische waarde heeft noem je dit ....
A
hypotoon
B
isotoon
C
hypertoon
Slide 22 - Quizvraag
Een plantencel wordt in een oplossing gelegd. Is deze oplossing isotoon, hypertoon of hypotoon ten opzichte van de plantencel?
A
isotoon
B
hypertoon
C
hypotoon
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
De volgende video
laat zien hoe glucose de cel in gaat dankzij insuline.