hfd4

We verlaten
Het tijdvak van 
¨Grieken en Romeinen¨

3000 v.c - 500 n.c.
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

We verlaten
Het tijdvak van 
¨Grieken en Romeinen¨

3000 v.c - 500 n.c.

Slide 1 - Tekstslide

We gaan naar
Het tijdvak van Monniken en ridders

500-1000

Slide 2 - Tekstslide

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)

Slide 3 - Tekstslide

H4 Geloof en geweld
4.2 Het Rijk van de Franken

Slide 4 - Tekstslide

Deelvragen
1. Hoe ontstond het rijk van de Franken?

2. Hoe bestuurden de Franken hun rijk?

Slide 5 - Tekstslide


Onrustige tijden in Europa
500-800



  • Na de val van het West-Romeinse Rijk waren er veel oorlogen
  • Reizen was gevaarlijk en de meeste mensen leefden in dorpjes.

  • Grote steden, zoals Rome, waren er niet (meer)

Slide 6 - Tekstslide

Clovis
  • Clovis was de stichter van het Frankische Rijk.
  • Zijn Rijk omvatte bijna heel Gallië.
  • Na een overwinning op de Alemannen bekeerde Clovis zich tot het christendom en liet zichzelf dopen in Reims.
  • Clovis krijgt nu steun van de kerk.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide


Het Frankische Rijk
751-870



  • Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
  • De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.  
  • In het jaar 800 werd hij zelfs keizer van het Heilige Roomse Rijk

Slide 9 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
paragraaf 4.2
Het Rijk van de Franken

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Aan het einde van deze les kun je uitleggen met welke tijdvak we bezig zijn.
  • Aan het einde van deze les kun je uitleggen over de Franken.
  • Aan het einde van deze les kun je uitleggen hoe de Franken hun rijk bestuurden.
 

Slide 11 - Tekstslide

Met welk tijdvak zijn we nu bezig?

Slide 12 - Woordweb

Welke jaartallen horen daarbij?

Slide 13 - Woordweb

Middeleeuwen
Vroege middeleeuwen
500-1000
Late middeleeuwen
                    1000-1500
Tijd van monniken en ridders 
Tijd van steden en staten 

Slide 14 - Tekstslide

Het Frankische Rijk
Wie waren de Franken?

De Franken waren een groep Germaanse stammen die in de vroege middeleeuwen leefden in wat nu delen van Duitsland, Frankrijk en Nederland zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Bekende Koningen:

Een van de beroemdste koningen was Karel de Grote.
Karel de Grote maakte het rijk heel groot en belangrijk.

Slide 16 - Tekstslide

Grote Rijk:

Het Frankische Rijk strekte zich uit over een groot deel van Europa, inclusief Frankrijk, Duitsland en delen van Italië.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Het leenstelsel
Koning: 
  • In de middeleeuwen had je een koning die het land bestuurde.
  • De koning kon niet overal tegelijk zijn, dus hij gaf stukken land aan edelen, die we leenmannen noemen.

Slide 19 - Tekstslide

Het leenstelsel
Leenmannen:

  • Deze edelen, of leenmannen, beloofden de koning om hem te helpen, bijvoorbeeld door soldaten te sturen als dat nodig was.
  • In ruil voor hun hulp kregen ze een stuk land (leen) waarover ze mochten heersen.

Slide 20 - Tekstslide

Herhaling: Geschreven en ongeschreven bronnen

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van bronnen
Betrouwbare bronnen komen van mensen die weten waar ze het over hebben, terwijl onbetrouwbare bronnen soms verkeerde informatie kunnen geven. Het is slim om altijd goed te kijken naar waar de informatie vandaan komt!

Slide 23 - Tekstslide

Letten op 3 dingen:
  •  Wanneer is de bron gemaakt?
  • Hoe is de maker van de bron aan zijn informatie gekomen? 
  • Wat is de bedoeling van de maker van de bron? 

Slide 24 - Tekstslide

Maken: 
Wat: Je maakt opdracht 25 t/m 31 -> blz. 122 WB 
Hoe: gebruik informatieboek en werkboek.
Hulp:Je gaat samenwerken met je klasgenoot die naast je zit.
Klaar: maak opdracht 32 tot 34



Slide 25 - Tekstslide

Samen nakijken 

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Aan het einde van deze les kun je uitleggen met welke tijdvak we bezig zijn.
  • Aan het einde van deze les kun je uitleggen hoe het rijk van de Franken ontstond.
  • Aan het einde van deze les kun je uitleggen hoe de Franken hun rijk bestuurden.
 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide


De Middeleeuwen

Monniken verspreiden het geloof

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ken je de begrippen de begrippen geestelijken, klooster, monnik en non + ken je de personen Willibrord en Bonifatius. 

  • kun je uitleggen en herkennen hoe monniken leefden en hun geloof verspreidden. 

  • kun je op afbeeldingen kenmerken van het kloosterleven benoemen en uitleggen. 

  • kun je verklaren waarom bewoners van kloosters zo machtig waren in de middeleeuwen. 

Slide 30 - Tekstslide

Willibrord was een Engelse monnik die probeerde de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse monnik die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.

Slide 31 - Tekstslide

De hulp van God
  • Het leven van de mensen in de vroege Middeleeuwen was zwaar. Veel van de dingen om hen heen begrepen ze niet.

  • Bij ziektes, natuurrampen of hongersnoden vroegen ze God om hulp. De mensen van de kerk, de geestelijken, hielpen hen hierbij.
De mensen gaven in de vroege middeleeuwen veel geld aan de kerk, dat was belangrijk omdat ze daarmee god dienden. Met de geld maakten de kerken prachtige dingen, zoals glasinlood ramen

Slide 32 - Tekstslide

Kloosters
  • Geestelijken, zoals priesters, monniken en nonnen, woonden en leefden vaak in een klooster

  • Monniken en nonnen waren zelf niet rijk, de kloosters soms wél: zij hadden veel grond en kregen belastinggeld (als gift aan de kerk).

De kloosters en kerken waren in de vroege middeleeuwen de enige gebouwen die altijd van steen werden gemaakt. Het geloof was heel belangrijk en de gebouwen voor god moesten natuurlijk wel stevig zijn!

Slide 33 - Tekstslide

Leven in een klooster
Monniken en nonnen woonden in het klooster, ze hadden best veel te doen:

  • Bidden
  • Zieken verzorgen
  • Boeken schrijven
  • Werken op het land
  • Onderzoek doen en lesgeven
  • Mensen helpen bij hun geloof in God

    Een klooster was dus een kerk, ziekenhuis, school en labaratorium en boerderij in één.
  • http://middeleeuwen.areinders.nl/html/dagindeling_van_een_monnik.html 

Slide 34 - Tekstslide



  • In de kloosters werden soms ook oude boeken overgeschreven
  • Dit duurde heel lang: het was dus echt 'monnikenwerk'.

Slide 35 - Tekstslide

Standensamenleving

Slide 36 - Tekstslide

In en om het kasteel
Het huis van een edelman werd nogal eens aangevallen. Daarom liet hij om zijn huis een muur en vaak ook een gracht maken. Langzaam werd het huis verbouwd tot een kasteel.



Slide 37 - Tekstslide

Het domein
  • Door die onveiligheid (oorzaak) ontstonden er beveiligde dorpen (gevolg).

  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein.

  • De leenman, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde soms in een houten kasteel en soms in een grote boerderij.

  • Vrije boeren 'verkochten' zichzelf aan de leenman om bescherming te krijgen, ze werden horigen.
Let op, kastelen in de vroege middeleeuwen waren van hout en een kasteel in die tijd was vaak niet meer dan een grote toren. Dat is dus iets anders dan de grote kastelen van steen die wij nu nog kennen.
Het kasteel was vaak op een heuvel gebouwd, dan had de leenman veel overzicht en was hij veiliger.

Slide 38 - Tekstslide

Soorten samenlevingen




AGRARISCHE SAMENLEVING:
- Bijna alle mensen woonden op het platteland en leefden van de landbouw.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Het domein:
  • Een domein: dorp met landbouwgrond dat bewerkt werd volgens het hofstelsel.
  • Mogelijk eigenaren: een koning, edelman, bisschop 
  • De domeinen waren zelfvoorzienend!

Slide 41 - Tekstslide

Het hofstelsel:
De grond op het domein werd verdeeld in 2 stukken, ene deel akkers van de heer (leenman) andere deel 'eigen' akkers van horige boeren.

Slide 42 - Tekstslide

Een horige:
Boeren die horen bij een domein, zijn gebonden aan de grond van de heer. Verkoopt de heer de grond of geeft hij dit weg dan horen de horigen daar ook bij!

Een horige mag niet:
- zonder toestemming het domein verlaten.
- trouwen zonder toestemming van de heer.

Slide 43 - Tekstslide

Hoe werd je horige?
  • Afstammelingen van slaven uit de Romeinse tijd die een eigen lapje grond hadden gekregen om te bewerken.
  • Afstammelingen van vrije boeren die hun grond aan een klooster of edelman hadden gegeven in ruil voor voedsel na mislukte oogsten of in ruil voor bescherming.

Slide 44 - Tekstslide

Het hofstelsel

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video