Humor, les 1 uitgebreid

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides en 13 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

periode Humor
De vorige periode Nederlands ging deels vooral over mensen
die moeite hadden met de werkelijkheid en fantaseerden over
een betere werkelijkheid (Romantiek).

In de komende periode behandelen we teksten, schrijvers en
dichters die de werkelijkheid benaderen om ons erover te laten
lachen: Humor

Slide 2 - Tekstslide

Wat leer je deze periode?
  • Je leert verschillende soorten humor kennen;
  • Je leert hoe de taal door de eeuwen heen beïnvloed is met  humor;
  • Door kennis te maken met andere stijlen ontwikkel je jouw eigen stijl



Slide 3 - Tekstslide

verschillende soorten humor
  • Grappigheid/ clowneske humor
  • Kolder
  • Esprit
  • Ironie
  • Sarcasme
  • Cynisme
  • Absurdisme

Slide 4 - Tekstslide

Werkwijze:
  • ELO invulling en planning (Lessen in LessonUp)
  • Aantekeningen voor jezelf over stijlmiddelen (kladjes)
  • Kolderkrant; groepsopdracht (4 lln)
  • Column schrijven op papier en inleveren (individueel)
  • Presentaties; over een cabaretier of columnist (in tweetallen). Je bespreekt de geleerde stijlmiddelen die het fragment bevat dat jullie voorlezen of laten zien.

Slide 5 - Tekstslide

LessonUp app

Klassencode: 
wwtvj

Slide 6 - Tekstslide

Deze les
  • Intro periode/overzicht
  • Bespreken grappigheid
  • Verschillende soorten clowns
  • Uitleg kolder
  • Start Kolderkrant; groepjes van 4 maken

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Grappigheid/ clowneske humor
Non-verbaal: door kleine kinderen gewaardeerd.
Lachen om mislukkingen: een clown toont zich
                                     kwetsbaar en onbeholpen.
                                 
                                     Zwaktes uitvergroten en overdrijven.
                                     Lachen om mislukkingen werkt bevrijdend.

                  

Slide 9 - Tekstslide

Clowns: deftige, arrogante clown
Netjes gekleed (pak, zijden blouse)
Lakschoentjes
Wit gezicht
De spot drijven met mensen door ze bijvoorbeeld
na te doen (zelf buiten schot).
Zijn tegenspeler is Domme August.

Slide 10 - Tekstslide

Clowns: Domme August
Rode neus
Grote mond
Piekhaar
Te grote kleren
Alles mislukt
Favoriet bij kinderen

Slide 11 - Tekstslide

Clowns: Pierrot
Zwart-wit gekleed
Traantje
Dromerig/verliefd
Slim
Melancholisch


Slide 12 - Tekstslide

 Clowns: L'Arlecchino
Geruit pak, masker op
Slim en behendig
Brutaal
Rebels tegenover gezag
vergelijkbaar Jan-Klaassen (Nederlands
poppenspel)

Slide 13 - Tekstslide

Clowns: de nar

Kleurig pak met bellen (joker).
Koninklijk hof.
mocht geoorloofd kritiek leveren
op de koning.
Steekt de draak met iedereen (narren).

Slide 14 - Tekstslide

clownesk theater: slapstick
Clownsduo’s zoals
Laurel en Hardy 
Telkens wil de één de ander
overtroeven.
Veel tegenstelling, mislukking,
herhaling, gooien smijtwerk.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

clownesk theater: satire
Ridicuul maken van 
ernstige zaken, zoals
in de film: 
The Great Dictator 
uit 1940 
Charlie Chaplin.


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

Humor: karikatuur
overdreven uitbeelding van uiterlijke kenmerken, taalgebruik en/ of gedrag
een humoristische voorstelling van een persoon of zaak, waarbij de meest kenmerkende trekken sterk overdreven worden


Slide 22 - Tekstslide

Humor: typetje
een fictief, komisch personage met sterk uitgesproken eigenschappen en karaktertrekjes die meestal karikaturaal worden uitvergroot

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

opdracht: karikatuur
maak een karikaturaal zelfportret in woord en/ of beeld en verzin nog en typetje buiten jezelf.

Slide 31 - Tekstslide

Humor: dialect/sociolect
Typetjes en afwijkend taalgebruik. 
1. streekdialect (Twents, Gronings, Brabants en Limburgs) 
2. stadsdialect (twee soorten Haags, plat Amsterdams, Rotterdams). 
Je kunt horen waar iemand vandaag komt.

Slide 32 - Tekstslide

Humor: kolder
KOLDER: nonsens/onzin (letterlijk een hersenziekte bij vee). Denk ook aan ‘ de kolder in de kop hebben’ : op hol slaan, raaskallen, onzin uitkramen.

Het woordenboek: 1) Abnormaal 2) Belachelijk 3) Clownesk 4) Dwaas 5) Grappig 6) Kluchtig 7) Koddig 8) Lachwekkend 9) Onzinnig 

Slide 33 - Tekstslide

Humor: kolder
Kolder is een spel met taal en logica, waarbij geen slachtoffer gemaakt wordt.
Het is een spel met dubbelzinnigheden; de letterlijke en figuurlijke betekenis van woorden of uitdrukkingen.

vb: Voornaam? Ja heel voornaam!

Slide 34 - Tekstslide

Humor: kolder
voorbeelden:
toegepast in limericks, grafdichten, parodieën op bestaande gedichten door letters of woorden weg te laten/ te verwisselen.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

John O'Mill
Pruimejantje

Jantje zag eens pruimen hangen
Oh, als eieren zo groot;
De tuinman zag zijn bolle wangen
Sloeg de vuile gapper dood.

Slide 38 - Tekstslide

Sint Dracus en de Joor 
Sint Dracus op zijn ruivend snos
steed rapvoets door het bonker dos.
Plots houden raard en puiter stil
geschrokken door een gauwe ril.
Is daar misschien een niel in zood,
besprongen door de Dille Koot?

Slide 39 - Tekstslide

Kees Stip
Op een koe

Een koe te Moskou sprak:
Een koebel kost anderhalve roebel.
En weet je wat ik heb ontdekt?
Een aardig klokkenspeleffect
bereikt men door met drie bellen
geweldig te gaan wiebelen.

Slide 40 - Tekstslide

opdracht: kolderkrant
  • Maak groepjes van vier lln
● Kolderkrant waarvan de rubrieken vooral talige kolder bevatten
● Er wordt gelet op taligheid en spelling
● Het geheel is goed verzorgd


Slide 41 - Tekstslide

opdracht: kolderkrant eisen
De kolderkrant heeft tenminste deze rubrieken: 
  • het weer, 
  • overlijdens- of contactadvertenties, 
  • horoscopen  
  • een spotprent, 
  • twee fictieve nieuwsberichten



Slide 42 - Tekstslide

keuzeopdracht
A. Schrijf een kort clownesk verhaal, filmpje of maak een clowneske strip. Zorg voor grappige elementen met tegenstellingen, mislukkingen, uitvergroting of slapstick.
B. Maak een clownsportret: kies een clown of portretteer jezelf als clown. Verwerk de clowneske stijl.

Slide 43 - Tekstslide

keuzeopdracht
C. Zoek minimaal drie filmpjes op bijv. Youtube met daarin elk een voorbeeld van clownesk theater: slapstick.
Schrijf de titel en eventueel link in je schrift en in drie zinnen beschrijf je per filmpje: waarom is dit humor?
                 Waarom is dit slapstick?
De filmpjes moeten van verschillende ‘typetjes’ zijn, dus niet drie keer Laurel and Hardy.

Slide 44 - Tekstslide

grafdichten
ook wel epitaaf. een korte tekst die op iemands grafsteedn kan staan. het bekendste grafdicht is van Jacob van Lennep dat hij schreef voor zijn dichter Hubertus Korneliszoon Poot en gaat als volgt: 'Hier ligt Poot, hij is dood'.
Vanwege het taboe op de dood, is het vaak een onderwerp voor humoristische teksten. Het bevat een korte rijm en zegt altijd iets over de person die overleden is (of zal zijn)

Slide 45 - Tekstslide

Parodie
Is een (fragment van een) gedicht, film, toneelstuk, boek, fotoroman of andere uiting dat gebruikt wordt om mee te spotten. Het verhaal wordt op een ironische manier nagedaan. Daarbij blijven inhoud en vorm op sommige punten gelijk aan het origineel, Mar worden andere punten juist sterk overdreven.

Slide 46 - Tekstslide

Alter ego
Uit het Latijn: ‘de andere ik’. Als een typetje zo bekend wordt dat hij in een naam genoemd wordt met de acteur. Het typetje is de alter ego van de acteur.

Slide 47 - Tekstslide