Par. 3.3 Overgang van handelskapitalisme naar industrieel kapitalisme

Studiewijzer
MEIVAKANTIE
09-10/05: Par. 3.4 Grote veranderingen in de gelaagdheid van de bevolking
12/05:   Par. 3.4 Grote veranderingen in de gelaagdheid van de bevolking
16-17/05: Par. 3.5 Conflicten tussen kapitaal en arbeid
19/05:  Par. 3.5 Conflicten tussen kapitaal en arbeid
23-24/05: Uitleg PO
30/05: ?
31/05: Werken aan de PO
02/06: Presentatie
(Pinksteren)
07/06: Presentatie
09/06 Oefenen voor de TWT
13/06: START TOETSWEEK









Toetsweek 3
Par. 3.1,  3.2, 3.3, 3.4 en 3.5
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Studiewijzer
MEIVAKANTIE
09-10/05: Par. 3.4 Grote veranderingen in de gelaagdheid van de bevolking
12/05:   Par. 3.4 Grote veranderingen in de gelaagdheid van de bevolking
16-17/05: Par. 3.5 Conflicten tussen kapitaal en arbeid
19/05:  Par. 3.5 Conflicten tussen kapitaal en arbeid
23-24/05: Uitleg PO
30/05: ?
31/05: Werken aan de PO
02/06: Presentatie
(Pinksteren)
07/06: Presentatie
09/06 Oefenen voor de TWT
13/06: START TOETSWEEK









Toetsweek 3
Par. 3.1,  3.2, 3.3, 3.4 en 3.5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
1. Uitleg par. 3.3
2. Opdracht maken en bespreken
3. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen opschrijven

1. Wat is kapitalisme?
2. Noem vier kenmerken van het kapitalisme. 
3. Hoe onstaan naamlozen vennootschappen?
4. Welke invloed kregen grote ondernemers op de samenleving?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk bespreken


Werkboek blz. 36 en 37, opdrachten 2 en 3.
Werkboek, blz. 28, opdracht 4a t/m 4c 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik...
  • Eind van de standenmaatschappij, begin van de klassenmaatschappij.
  • Fabrikanten bepaalden hoe lang, onder welke omstandigheden en tegen welke beloning de arbeiders moesten werken. 
  • Arbeiders konden makkelijk worden ontslagen.
  • Woon- en werkomstandigheden van de fabriekarbeiders was slecht.
  • Leven in de steden verbetert vanaf het einde van de 19de eeuw.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het kapitalisme
  • Een nieuwe vorm van economie: de grond en de bedrijven zijn eigendom van ondernemers die met hun bedrijf zo veel mogelijk winst willen maken.  

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van het kapitalisme
  1. Scheiding tussen kapitaal (geld) en arbeid: de arbeiders werkt in opdracht van een werkgever die niet aanwezig is.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

van kleinschalige handmatige productie in de huisnijverheid...
... naar grootschalige machinale productie in fabrieken

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van het kapitalisme

2. De werkgever is een zakenman die het kapitaal heeft om grondstoffen, werktuigen, vervoermiddelen en lonen te kunnen betalen. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van het kapitalisme


3. De meeste bedrijven zijn in handen van particulieren. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerken van het kapitalisme


4. De werkgevers proberen zo veel mogelijk winst te maken. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamloze Vennootschappen (NV)

  • Bedrijven waren tot 1870 voornamelijk in handen van één persoon.
  • Naamloze Vennootschappen (VN) maakten daar verandering in.
  • "In een NV bezitten meerdere mensen gezamenlijk een bedrijf door één of meer aandelen in dat bedrijf te kopen."  -Sprekend Verleden

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een aandeel?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen van een NV
Voor het bedrijf en de eigenaar
  • De aandelen leveren nieuw geld op: hier kunnen
nieuwe investeringen van worden gedaan.
  • Doordat het bedrijf op naam staat van aandeelhouders
is de eigenaar niet meer aansprakelijk bij een
faillissement of bij schulden
Voor aandeelhouders:
  • Zij krijgen een deel van de winst van het bedrijf
  • Bij winst van het bedrijf worden hun aandelen meer waard

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eigenaren zijn machtig

  • Hebben veel geld
  • Mensen en regeringen zijn afhankelijk van hun producten
  • Beïnvloeden van verkiezingen
  • Kranten opkopen
  • Zorgen voor werkgelegenheid

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1 - Straatverlichting
Anton Philips steunt de grootste politieke partij van Eindhoven door hen $50.000 te schenken voor de verkiezingscampagne.

In ruil daarvoor wilt Anton dat wanneer deze partij in de gemeenteraad komt, dat zij alle straatverlichting vanaf nu van Philips lampen voorzien.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2 - Philipsfabriek Roermond
Philips wil uitbreiden en is op zoek naar een nieuwe locatie. De fabriek moet werk opleveren voor 10.000 medewerkers.

Roermond heeft volgens Philips een goede locatie. De grond is alleen erg duur. Anton eist dat de prijs van de grond voor de helft goedkoper wordt. Anders zal hij zijn fabriek niet in Roermond bouwen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom zal de gemeente Roermond aan de eisen van Philips toegeven?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Standard Oil
  • John D. Rockefeller. 'De rijkste man die ooit heeft geleefd'.
  • Door geheime afspraken met de spoorwegen, het opkopen en intimideren van concurrenten bezit Standard Oil 90% van de markt in olie.
  • Creëert een markt voor petroleum door gratis olielampen uit te delen in China.
  • In 1911 wordt het bedrijf opgesplitst in het kader van monopoliewetgeving.
  • Dit maakt Rockefeller alleen maar rijker.


Slide 22 - Tekstslide

Zijn vader, ook wel Devil Bill genoemd, was een rondreizende oplichter die allerlei drankjes en kruiden verkocht (zoals slangenolie) die overal en nergens kinderen verwekte.
John was een abolitionist maar hoefde niet te vechten in de Amerikaanse burgeroorlog omdat hij aan de kostwinner van de familie was. In plaats daarvan huurde hij soldaten in die in zijn plaats vochten, common practice. Tijdens de burgeroorlog verdiende hij veel geld, die hij later ging investeren in zijn olie-maatschappij.
Door geheime afspraken met de spoorwegen, het opkopen en intimideren van concurrenten, bezat Standard Oil op een zeker moment 90% van de markt in olie.
In 1911 moest Standard Oil verplicht worden opgesplitst ivm monopolie-wetgeving. Dit maakte Rockefeller alleen maar rijker en hij werd de eerste miljardair.
Vanaf zijn 40e leed hij aan ziekte die ervoor zorgde dat al zijn lichaamshaar uitviel. Hij ging pruiken dragen. Hij is 97 geworden.

Afsluiten

3. Hoe onstaan naamlozen vennootschappen?
4. Welke invloed kregen grote ondernemers op de samenleving?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten maken en bespreken
Werkboek, blz. 38, opdracht 4a t/m 4c 
Werkboek, blz. 41  opdrachten 8c en 9.
Vandaag bespreken!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het jaar 1900...
...het grote Naamloze Vennootschap Groene Hart wil graag zijn enorme fabriek uitbreiden in Barendrecht.
GH heeft duizenden meedewerkers. 

Iedereen praat erover en er is een rechtszaak aangespannen...

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Ondernemers
  2. Gemeente Barendrecht
  3. Fabrikanten
  4. Arbeiders
  5. Rechters = bepalen de uitkomst. 
  • Zoek de voor- en nadelen voor elke groep. 
  • Gebruik de teksten en begrippen van par. 3.1, 3.2 en 3.3.
  • Schrift het op. 
timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mag GH zijn fabriek uitbreiden?
  1. Elke groep kiest twee vertegenwoordigers om hun standpunten te verdedigen. 
  2. Groepen moeten reageren op elkaar in hun pleitooi. 
3. De rechters bepalen hun uitkomst.

Wie heeft er gewonnen? 
Je hebt een openingszin. Daarna komt het middenstuk waarin je begint met een korte feitenschets van de situatie. Daarna worden de standpunten aangehaald en vervolgens worden deze onderbouwd met je argumenten: waarom wel of niet uitbreiden.
timer
25:00

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies