Uitleg boekenpraat en literaire begrippen 2

Uitleg boekenpraat en literaire begrippen 2
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Uitleg boekenpraat en literaire begrippen 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00
literatuur lezen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op maandag 18 november en donderdag 21 november hebben jullie de toets boekenpraat!
De aankomende lessen bereiden we hier ons op voor!!!

In teams en Magister kun je de opzet vinden en de beoordeling.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ga jij je voorbereiden op je boekenpraat?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Pak je mindmap!
Deze les heb je je mindmap gevuld met de literaire begrippen die je nodig hebt voor de boekenpraat. 
Je weet wat de literaire begrippen inhouden en kunt ze toepassen op je boek.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat er tot nu toe op je mindmap?
  • Opbouw (ab ovo/in medias res/post rem)
  • Open en gesloten einde
  • Personages (round character/flat character/ hoofdpersonen/ bijfiguren/ types)
  • karakter
  • spanning
  • vertelperspectieven


Wat gaan we deze les doen?
De mindmap wordt aangevuld met de resterende literaire begrippen voor de boekenpraat.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de vertelperspectieven naar de juiste tekst.
Mark ziet tot zijn schrik zijn vrienden lopen. Met hevig kloppend hart verbergt hij zich achter een dikke boom in het park. 
Daar lopen mijn vrienden! Ik schrik me dood en verstop me zo snel mogelijk achter een dikke boom. Mijn hart klopt als een bezetene.
Mark ziet tot zijn schrik zijn vrienden lopen. Met hevig kloppend hart verbergt hij zich achter een dikke boom in het park. Hij was al door hen gezien, maar dat wist hij toen nog niet.
 ik-perspectief
de alwetende verteller
hij/zij-perspectief

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het perspectief. Welke drie vertelperspectieven verwerk je in je mindmap?
A
1. alwetende verteller 2. hij/zij vertelperspectief 3. ik-vertelperspectief
B
1. allesverteller 2. personageverteller 3. vanuit de auteur
C
1. beschrijvend verteller 2. schrijvende verteller 3. vertelverteller
D
1. vertelinstantie 2. vertelpersonage 3. verteller

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Thema

  • Hoofdonderwerp
  • Boek, film, gedicht en lied
  • Meerdere thema’s door elkaar

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het thema leid je af uit:
 
  • gedrag en gesprekken personages
  • gebeurtenissen
  • afloop

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

motief

= een herhaaldelijk terugkerend element. We herkennen het  omdat het binnen hetzelfde verhaal meermalen voorkomt (bijv. een voorwerp, een lied, een kleur, een bepaalde handeling, een gevoel)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Motieven
Wat zijn dat?

Hoe herken je ze in jouw verhaal?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen
We kijken een korte film
Let goed op: 
- het perspectief
- het thema
- de motieven

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je gaat kijken naar de korte film 'Gratis' ►
Daarna volgen wat vragen over de film dus let goed op.

Slide 14 - Tekstslide

Instructie voorafgaand aan het kijken

Leerlingen gaan kijken naar de korte film Gratis van regisseurs en scenarioschrijvers Merijn Scholte Albers en Tobias Smeets.

De film heeft een Gouden Kalf gewonnen voor beste korte film.

Na het kijken van de film onderzoeken leerlingen op welke manier de filmmakers het verhaal in beeld hebben gebracht en praten we over de keuzes die er zijn gemaakt op het gebied van verhaal en vormgeving. 

Als ze willen mogen ze alvast observaties opschrijven: wat valt ze op?



GRATIS

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Film Gratis, Merijn Scholte Albers & Tobias Smeets, 8 minuten

Bekijken van de film in zijn geheel.
Wat vond je van de film? 
Wat voor soort film is Gratis?

Slide 17 - Tekstslide

Filmervaring

Er zijn geen goede of foute antwoorden. 

Leerlingen vertellen in het kort wat ze van de film vonden en welk gevoel de film hen gaf. 

Kunnen ze uitleggen waarom? 








Kun je in 1 zin vertellen waar deze film over gaat?

Wat doet de muziek met je?

Hoeveel tijd verstrijkt er?

Wat is het thema?

Wat zijn motieven?

Slide 18 - Tekstslide

Samenvatting van het verhaal

Laat leerlingen het verhaal van Gratis in eigen woorden samenvatten. 
Protagonist
Het hoofdpersonage van het verhaal. Dit kunnen ook meerdere personages zijn. Soms ook wel de 'held' genoemd. 
Wie is de protagonist in dit verhaal? Wat is zijn of haar doel?

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2. Film terugkijken: let op narratief (protagonist) 

Leerlingen kijken een tweede scène terug. 

Deze keer gaan ze letten op welke rol  personages spelen in het verloop van een verhaal. 

Meerdere antwoorden zijn goed, maar zoiets als:

Els is de protagonist: de kijker krijgt bij het begin een inkijkje in haar karakter. Het verhaal draait vooral om haar en haar ultieme doel: besparen en winnen.





Antagonist
De tegenstander van de protagonist.  Een tegenpool, iemand die de protagonist tegenwerkt.
Wie is de antagonist? Wat is zijn of haar doel?

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht 3. Terugkijken: let op narratief (antagonist)

Leerlingen kijken een derde scène  terug.  

Deze keer letten ze op wie de antagonist is.

Wat zou het doel zijn van de antagonist? Waaraan zie of hoor je dat?

Meerdere antwoorden zijn goed, maar zoiets als: 

De manager is duidelijk de antagonist, hij werkt Els echt tegen, legt haar obstakels op zoals bij de stopwatch en het mandje. Zijn doel zou kunnen zijn te voorkomen dat Els en Ruud te veel gratis boodschappen meenemen uit zijn winkel.

Ruud kun je zien als iemand die de protagonist helpt, maar misschien ook als antagonist: hij wil zijn vrouw helpen en steunen, maar is het ook wel een beetje zat om telkens door haar te worden afgebrand. In dat opzicht werkt hij haar ook wel tegen.





Tijd in verhalen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd in verhalen

Verhalen kunnen zich afspelen in een andere tijd.
Dit kan in de toekomst zijn of in het verleden.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd in verhalen
Om te bepalen in welke historische tijd een verhaal zich afspeelt, let je op de volgende zaken:
  • jaartal
  • historische figuren
  • historische gebeurtenissen
  • gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
  • omgeving

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd in verhalen

Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:


- In welke tijd speelt een verhaal zich af?  (Historische tijd.)

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal? (Vertelde tijd.)

- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?                           --> is het verhaal chronologisch verteld of niet?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd in een verhaal is:
  • chronologisch
                 - terugverwijzing
                 - vooruitwijzing (spanning!)
  • niet-chronologisch
                - flashback

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de film en beantwoord de volgende vragen:

- Fictie of non-fictie?
- Wie is volgens jou de hoofdpersoon?
- In welke tijd speelt het verhaal zich af? Hoe weet je          dat?
- Wat is de vertelde tijd?
- Is het verhaal chronologisch of niet-chronologisch en       waaraan zie je dat?
- Heeft de film volgens jou een gesloten of open einde?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Vertel aan je buurman/buurvrouw welke literaire begrippen je deze les hebt geleerd en wat ze inhouden.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De volgende les:
gaan we oefenen in groepjes van 4 of 3 met het toepassen van de literaire begrippen op je eigen boek, zoals verwacht in de  toets boekenpraat. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies