Uitleg boekenpraat en literaire begrippen

Uitleg boekenpraat en literaire begrippen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Uitleg boekenpraat en literaire begrippen

Slide 1 - Tekstslide

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00
literatuur lezen

Slide 2 - Tekstslide

Op maandag 11 november en dinsdag 12 november hebben jullie de toets boekenpraat!
De aankomende lessen bereiden we hier ons op voor

Slide 3 - Tekstslide

Live boekenprogramma

We gaan met elkaar over boeken praten. Elke ‘uitzending’ nemen vier leerlingen plaats in het lezerspanel. De docent stelt de groepen samen. De uitzending duurt maximaal 15 minuten en verloopt volgens een vast patroon. Je krijgt na afloop een cijfer. Dat is gebaseerd op jouw deelname aan de uitzending én op de voorbereiding hierop. Je levert je mindmap na afloop van de uitzending in bij je docent (je mag deze dus nog gebruiken tijdens het gesprek).
 
In Teams en Magister kun je de opzet vinden en de beoordeling.









In teams staat hoe de boekenpraat is opgebouwd en wat je moet kunnen en weten.

Slide 4 - Tekstslide

Pak je mindmap!
Deze les heb je je mindmap gevuld met de literaire begrippen die je nodig hebt voor de boekenpraat. 
Je weet wat de literaire begrippen inhouden en kunt ze toepassen op je boek.

Slide 5 - Tekstslide

Wat staat er tot nu toe op je mindmap?
  • Opbouw (ab ovo/in medias res/post rem)
  • Open en gesloten einde
  • Personages (round character/flatcharacter)


Wat gaan we deze les doen?
De mindmap wordt aangevuld met de resterende literaire begrippen voor de boekenpraat.

Slide 6 - Tekstslide

Personages extra
Hoofdpersoon: Het belangrijkste personage in het verhaal, vaak degene met wie de lezer zich het meest identificeert.

Bijfiguren: Minder belangrijke personages die de hoofdpersoon ondersteunen of tegenwerken.
Types: Stereotiepe personages zonder veel diepgang, vaak gebaseerd op een enkel kenmerk of eigenschap.




Slide 7 - Tekstslide

Karakter
Karaktereigenschappen: De eigenschappen en kenmerken die een personage definiëren, zoals dapperheid, vriendelijkheid, jaloezie, etc.
Normen en waarden van karakters: De overtuigingen en principes die bepalen hoe een personage zich gedraagt en beslissingen neemt. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kun je als schrijver spanning aanbrengen in een verhaal?

Overleg met je buurman/buurvrouw en bedenk samen twee manieren waarop je in een verhaal spanning kunt aanbrengen.

Slide 9 - Tekstslide

Spanning
Open plekken: Onbeantwoorde vragen of onduidelijkheden in het verhaal die de lezer nieuwsgierig maken en vaak pas veel later (of helemaal niet) beantwoord worden.

Informatievoorsprong: De lezer weet meer dan een of meerdere personages in het verhaal, wat zorgt voor spanning.
Cliffhanger: Het verhaal stopt op een spannend moment, waardoor de lezer verder wil lezen.
Onverwachte (plot)wending: Een plotselinge en verrassende verandering in de verhaallijn die de lezer niet had zien aankomen. 


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Vertelperspectieven
Ik-vertelperspectief: Het verhaal wordt verteld door een 'ik'-personage dat zelf in het verhaal voorkomt. 

Hij-/zij-vertelperspectief: Het verhaal wordt verteld door een verteller die niet zelf in het verhaal voorkomt, maar de gedachten en gevoelens van een of meerdere personages kent.




Slide 12 - Tekstslide

H@ck - Het instituut - Mirjam Mous

De tracker op mijn camphone heb ik thuis al uitgezet en ik zie nergens bewakingscamera's of brave verklikkers die me kunnen betrappen. Alleen een simpel bord met strenge letters: VERBODEN TE BETREDEN, NATUURGEBIED. Voor de lol maak ik er een camfie van.
A
Auctoriale verteller
B
Ik-verteller
C
Personale (hij/zij) verteller

Slide 13 - Quizvraag

Welk perspectief?
Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd?
                                              
 (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)

Ik-perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van de verteller;
  • Geschreven in de ik-vorm;
  • Leert de ik-persoon heel goed kennen;
  • Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.

Slide 14 - Tekstslide

De onzichtbare, alwetende verteller

De lezer ‘bijgepraat’ door een anonieme verteller

  • niet zichtbaar in de tekst
  • neemt niet deel aan het verhaal
  • blijkt wel van alles te weten

Slide 15 - Tekstslide

Welk perspectief?
Alwetende verteller
  • Het lijkt net of de verteller in de toekomst kan kijken.
  • Hij of zij weet al wat er gaat gebeuren en hoe het verhaal eindigt.
  • Deze verteller doet niet mee aan het verhaal, maar is iemand die het verhaal vertelt. Hij hangt als het ware boven het verhaal.
  • Als je van meerdere personages weet wat zij zien, denken en voelen.

Slide 16 - Tekstslide

Auctoriale verteller
  • Ook ‘alwetend’, maar bovendien:
  • Zichtbaar in de tekst
  • Stelt zich vaak in de eerste persoon (ik/wij) aan de lezer voor
  • Spreekt de lezer rechtstreeks aan > samenspannen
  • Bedenker > touwtjes in handen 
  • Benadrukt het fictionele: het is maar verzonnen en ik, verteller, beheers die verzonnen wereld!

Slide 17 - Tekstslide

Onbetrouwbaar perspectief
De lezer twijfelt aan de juistheid van de waarnemingen van een personage. 
  • Heeft de hoofdpersoon het wel bij het rechte eind? 
  • Verbeeldt hij zich soms dingen? 
  • Is hij misschien gek?
Voorbeeld: Het diner van H. Koch > verteller Paul heeft een gedragsstoornis

Slide 18 - Tekstslide

Een onbetrouwbare verteller...

A
is iemand die andere personages in het verhaal bedriegt
B
doet alsof hij iemand anders is
C
is iemand die een strafbaar feit heeft gepleegd
D
geeft je informatie die niet helemaal waar blijkt te zijn

Slide 19 - Quizvraag

Sleep de vertelperspectieven naar de juiste tekst.
Mark ziet tot zijn schrik zijn vrienden lopen. Met hevig kloppend hart verbergt hij zich achter een dikke boom in het park. 
Daar lopen mijn vrienden! Ik schrik me dood en verstop me zo snel mogelijk achter een dikke boom. Mijn hart klopt als een bezetene.
Mark ziet tot zijn schrik zijn vrienden lopen. Met hevig kloppend hart verbergt hij zich achter een dikke boom in het park. Hij was al door hen gezien, maar dat wist hij toen nog niet.
 ik-perspectief
de alwetende verteller
hij/zij-perspectief

Slide 20 - Sleepvraag

Afsluiting
Vertel aan je buurman/buurvrouw welke literaire begrippen je deze les hebt geleerd en wat ze inhouden.

Slide 21 - Tekstslide

Je maakt een groepje van 4
Je neemt nogmaals de opdracht door op Teams. Overleg met elkaar wanneer je gaat voorbereiden.

Slide 22 - Tekstslide

Mindmap
Je gaat je mindmap verder invullen en eventueel versieren.

Slide 23 - Tekstslide