The Genitive: Bezit

Possessive
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Possessive

Slide 1 - Tekstslide

Genitive gebruik

Genitive wordt meestal gebruikt om een bezit aan te duiden:

Nederlands:      Moeders boormachine,  de auto van mijn vader  
Engels:              Patrick’s family, their client’s wishes, our first  
                 meeting, etc.

 

Possessive

De Possessive wordt  gebruikt om een bezit aan te duiden:

Nederlands:  Saskia's moeder, de motor van
                       mijn broer,
 de ramen van het huis.
Engels:           Patrick’s family, their client’s wishes, 
                         the windows of the house.
 

Slide 2 - Tekstslide

Bij personen en dieren in enkelvoud:


 Je zegt in het Engels eigenlijk nooit 'the car of John', maar: John's car. 's komt na het zelfst. naamwoord :

Adam's bike (not: the bike of Adam)

This woman's husband 
Our dog's ears

Slide 3 - Tekstslide


This is John's book.
A
Right
B
Wrong

Slide 4 - Quizvraag


She is the sister of Amy.
A
Right
B
Wrong

Slide 5 - Quizvraag


That is my fathers company.
A
Right
B
Wrong

Slide 6 - Quizvraag


My sister's cat's name is Pinky.
A
Right
B
Wrong

Slide 7 - Quizvraag

Namen die  eindigen op -s

Namen die eindigen op -s krijgen óók 's bij bezit:

St James’s Hospital   

Chris's car 
Charles Dickens's books

Slide 8 - Tekstslide


Jane's friend is moving to France.
A
Right
B
Wrong

Slide 9 - Quizvraag


Thomas's jumper is red.
A
Right
B
Wrong

Slide 10 - Quizvraag


Have you seen James father?
A
Right
B
Wrong

Slide 11 - Quizvraag

Bij meervouden die eindigen op -s:
Bij zelfstandige naamwoorden en namen in het meervoud komt de apostrof ná de meervoud 's'  en daarna géén s meer. 

a lovers' fight
the Beatles’ albums

the boys' bikes

Slide 12 - Tekstslide

Meervouden zonder  -s krijgen 's 


The children's class is nice.

The women's dresses look nice.
This is the men's  bathroom.


Slide 13 - Tekstslide


Childrens' shoes.
A
Right
B
Wrong

Slide 14 - Quizvraag


The children's teacher is very good.
A
Right
B
Wrong

Slide 15 - Quizvraag


A lovers' quarrel.
A
Right
B
Wrong

Slide 16 - Quizvraag


Womens' rights are important.
A
Right
B
Wrong

Slide 17 - Quizvraag


My two brother's bicycles are blue.
A
Right
B
Wrong

Slide 18 - Quizvraag

... of ...
Bij zelfstandig naamwoorden die over dingen, plaatsen en landen gaan én bij geografische locatie, gebruik je ...of...
The colour of our car is blue.
The capital of Cuba is Havanna.
The front of the bus is damaged.
I live in the city of Kampen, which is in the Province of Overijssel.

Slide 19 - Tekstslide

Have you seen the results of the match?
A
Right
B
Wrong

Slide 20 - Quizvraag


The car's tyre is flat.
A
Right
B
Wrong

Slide 21 - Quizvraag


The school's canteen sells healthy food.
A
Right
B
Wrong

Slide 22 - Quizvraag


Jill is my ... friend ( zus).
A
sister's
B
sisters'
C
sister
D
sisters's

Slide 23 - Quizvraag


Which is correct?
A
England's capital.
B
The capital of England.

Slide 24 - Quizvraag


... whiskers.
A
Tobias's
B
Tobias'

Slide 25 - Quizvraag

An ...... ear is very big.
A
elephants
B
elephant's
C
elephants'

Slide 26 - Quizvraag


Which is correct?
A
The coat's zipper.
B
The zipper of the coat.
C
The zipper's coat.
D
The coat of the zipper.

Slide 27 - Quizvraag

These are our ........ dogs.
(vrienden)
A
friends'
B
friend's

Slide 28 - Quizvraag

...... and ...... bags are black
A
Jess / Joe's
B
Jess's / Joe
C
Jes's / Joe's
D
Jess's / Joe's

Slide 29 - Quizvraag

Which one is correct
A
The door of the living room.
B
The living room's door.
C
The living's door room.
D
The living's room's door.

Slide 30 - Quizvraag

De laptop van mijn broer is nieuw.

Slide 31 - Open vraag

De oom van John is onze Engelse leraar.

Slide 32 - Open vraag

Dit is de kamer van Charles.

Slide 33 - Open vraag

Dit is de kamer van de meisjes.

Slide 34 - Open vraag

De ramen van het huis zijn open.

Slide 35 - Open vraag

Done? 
  • Do  exercise 10 of  Unit 6.5

  • Any questions?

Slide 36 - Tekstslide