Tekstverbanden & signaalwoorden

Welkom 


Tekstverbanden & signaalwoorden
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom 


Tekstverbanden & signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert wat tekstverbanden zijn.
  • Je leert wat signaalwoorden zijn.
  • Je leert signaalwoorden die bij het opsommend tekstverband horen.

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen
  • Tekstverband: verband tussen woorden, zinnen en alinea's.
  • Signaalwoorden: Woorden die de schrijver gebruikt om de relatie tussen de woorden (of zinnen of alinea's) aan te geven. 

Slide 3 - Tekstslide

Opsommend tekstverband

Als een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar worden genoemd, dan noem je dat een opsommend verband

Signaalwoorden: en, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld opsommend verband
Welke signaalwoorden zie je? 

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Ten slotte heeft hij een oefentoets gemaakt.
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Henkie heeft goed zijn best gedaan voor de toets. Hij heeft zijn huiswerk gemaakt en hij heeft het nagekeken. Bovendien heeft hij zijn vragen gesteld. Daarnaast is hij ruim op tijd begonnen met het leren van de lesstof. Hij heeft ten slotte een oefentoets gemaakt.

Slide 6 - Tekstslide

Tijd

Als gebeurtenissen volgens een bepaalde tijdsvolgorde gebeuren of moeten gebeuren, heb je te maken met het verband tijd.

Signaalwoorden: voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld verband tijd
Roomijs maak je zo: Breng eerst volle melk aan de kook. Klop er daarna eidooiers en suiker doorheen. Laat vervolgens het mengsel afkoelen en roer er slagroom door. Laat uiteindelijk stijf worden in de vriezer.

Slide 8 - Tekstslide

Tegenstellend 

Een tegenstellend verband geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn.

Signaalwoorden: maar, echter, toch, daarentegen, integendeel, etc.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld tegenstellend verband
Walrussen leven rond de Noordpool, maar kort geleden werd er een exemplaar op een zandplaat in de Waddenzee gespot. 

Slide 10 - Tekstslide

Noteer het signaalwoord en het juiste tekstverband erbij. 

Slide 11 - Tekstslide