Module 1 les 1 argumentatieleer

Nederlands periode 1
Vier lessen in p1

Uitlegfilmpjes SVO - YouTube
Examinering CE lezen en luisteren begin p3
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands periode 1
Vier lessen in p1

Uitlegfilmpjes SVO - YouTube
Examinering CE lezen en luisteren begin p3

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Domein lezen en luisteren
1. Argumentatieleer
2. Aanvaardbaarheid en drogredenen
3. Drogredenen deel 2
4. Bronnen


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Thema argumentatieleer
Aan het einde van de les:
1. kun je het onderscheid maken tussen standpunt en argument;​
2 . kun je het onderscheid maken tussen standpunt en stelling; ​
3. weet je wat het verschil is tussen een tegenargument en een weerlegging;​
4. kun je (in groepsverband) aan de hand van een betogende tekst een eenvoudig argumentatieschema opstellen.


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma vandaag
Inleiding

Werkwoordspelling

Argumentatieleer

Aan de slag

Afsluiting
5 minuten

10 minuten

10  minuten

15 minuten

5 minuten
Programma vandaag

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordspelling
(worden) je morgen een jaar ouder?
(worden) je broer morgen een jaar ouder?
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit: Wanneer gebruik je een 'd' en wanneer 'dt' of 't'?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatieleer

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem een tekstsoort

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

In welke tekstsoort staat de mening van een schrijver?
A
Informatieve tekst
B
Instructie
C
Betogende tekst
D
Amuserende tekst

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kijkvragen videofragment
We gaan zo een fragment kijken uit ‘Lubach op zondag’. Het is van belang dat je aandachtig kijkt en luistert en tevens aantekeningen maakt.​


Pak pen en papier en noteer voor jezelf:​
​Wat voor soort ‘tekst’ is dit?​
Wat is mening van Arjan Lubach?​
Noteer alle argumenten die genoemd worden (voor en tegen).​
Na het filmfragment ga je met een studiegenoot de antwoorden vergelijken! 







Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bespreken uitkomsten
Bespreek de uitkomsten met een medestudent/in een groepje:

Wat voor soort ‘tekst’ is dit?​
Wat is mening van Arjan Lubach?​
Noteer alle argumenten die genoemd worden (voor en tegen).​

De uitkomsten kunnen in de volgende dia's ingevuld worden. 

timer
5:00

Slide 14 - Tekstslide

Hier kies je als docent een werkvorm voor de bespreking in tweetallen en plenair.​
Je kunt hierbij denken aan:​
Padlet; ​
Placematmethode;​
Lino;​
Mentimeter; ​
Muurkrantmethode.
Wat voor soort tekst is het?

Slide 15 - Woordweb

Het is een betogende luistertekst.

Wat is de mening van Arjen Lubach?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf per groepje twee gehoorde argumenten op.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Mening, standpunt en stelling
Een uitspraak of een bewering over een onderwerp noemen we een stelling.​

Bijvoorbeeld: frisdranken bevatten teveel suikers.

Met een standpunt geef je je mening over die stelling. Je bent het eens met de stelling of juist niet. ​

Bijvoorbeeld: ik vind dat frisdranken teveel suikers bevatten.

Andere veel voorkomende signaalwoorden bij een standpunt zijn: volgens mij, ik denk, ik ben van mening, naar mijn mening. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mening, standpunt en stelling
Let op: vaak wordt het standpunt in de conclusie herhaald. Dit herken je aan de volgende signaalwoorden: dus, kortom, alles bij elkaar genomen denk ik dat. 

Let op: regelmatig vind je geen stelling in een tekst, maar direct een standpunt.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatie
Om een standpunt hard te maken, zal de schrijver gebruik maken van argumenten. 

Alle argumenten samen, noemen we argumentatie.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenargument
Met een tegenargument of tegenwerping ontkracht je een standpunt of argument van de ander. 
Je maakt het standpunt of argument minder aanvaardbaar. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging). 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Artikel 
Lees in groepjes het artikel. 

Onderstreep met rood argumenten voor.
Onderstreep met groen tegenargumenten.
Onderstreep met blauw de weerlegging. 

Klaar? Schrijf de namen er op en lever het artikel in. 
Niet af? Ga met de opdracht verder in het mentoruur. 

Slide 24 - Tekstslide

Maak de keuze uit een eigen gevonden artikel, of de artikelen die je kunt vinden in Teams, bij 'werkbladen'.
Afsluiting

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je geleerd?
Noem 2 dingen

Slide 26 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

NUMO
Extra oefenen in Numo over dit onderwerp:

- Lezen 3F 
Onderdeel F: Standpunt en argumenten

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mentoruur
Spelling en Grammatica
Numo > sprongtoets spelling 3F
Numo > werkwoordspelling 3F > onderdeel C tegenwoordige tijd


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
Argumentatie en drogredenen
- argumentatieschema (opdracht van vandaag)
- argumentatiestructuur

Spelling 
- persoonsvorm

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies