Par. 1.2 patronen: bevolkingsspreiding

Herhalingsvragen
  1. Leg het verschil uit tussen de formele- en informele sector
  2. Wat zijn de Bric(s) landen? Waar staat die S eigenlijk voor?
  3. Wat is het verschil tussen welzijn en welvaart?
  4. Wat is het verschil tussen absolute- en relatieve ligging?
  5. Noem een probleem van het meten van welvaart? Wat is het nadeel? 
  6. Leg het verschil tussen sociale- en regionale ongelijkheid uit
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herhalingsvragen
  1. Leg het verschil uit tussen de formele- en informele sector
  2. Wat zijn de Bric(s) landen? Waar staat die S eigenlijk voor?
  3. Wat is het verschil tussen welzijn en welvaart?
  4. Wat is het verschil tussen absolute- en relatieve ligging?
  5. Noem een probleem van het meten van welvaart? Wat is het nadeel? 
  6. Leg het verschil tussen sociale- en regionale ongelijkheid uit

Slide 1 - Tekstslide

Regionale ongelijkheid
  • Onrechtvaardige verschillen welvaart tussen gebieden

Slide 2 - Tekstslide

Wat is sociale ongelijkheid?

Slide 3 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid
  • Ongewenste en grote verschillen in inkomen en ontwikkelingskansen tussen groepen mensen

Slide 4 - Tekstslide

Nakijken H1.1 opdr 3 t/m 5.

Slide 5 - Tekstslide

§1.2 Patronen: bevolkingsspreiding

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoel
  • Bevolkingsdichtheid en -spreiding kunnen verklaren
  • Mondiale migratiestromen kunnen uitleggen aan de hand van push- en pullfactoren

Slide 7 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding?

Slide 8 - Tekstslide

Wat valt je op?

Slide 9 - Tekstslide

Mekongdelta
Bevolkingsdichtheid: 
425 mensen per km2

Hoe valt dit te verklaren?

Slide 10 - Tekstslide

Bevolkingsspreiding
  • de natuurlijke                         omstandigheden
  • de ligging
  • het koloniale verleden

Slide 11 - Tekstslide

Van welke plekken kun je de bevolkingsdichtheid nu verklaren?

Slide 12 - Tekstslide

Wat valt op aan de ligging van steden?

Slide 13 - Tekstslide

Waarom is hier sprake van een ongelijke bevolkingsspreiding?

Slide 14 - Tekstslide

0

Slide 15 - Video

Zal deze persoon wel of niet migreren?

Slide 16 - Tekstslide

Welke trends kan je onderscheiden?

Slide 17 - Tekstslide

Migratiestromen


Mondiaal: Zuid -> Noord
Continentaal: Zuid -> Zuid
Nationaal: Platteland -> Stad

Slide 18 - Tekstslide

Typen migranten
Welke push- en pullfactoren spelen een rol bij:
  1. Economische migranten
  2. Vluchtelingen
  3. Sociaal-politieke migranten
  4. Ecologische migranten

Slide 19 - Tekstslide

Wat betekent de mondiale migratiestroom voor het thuisland?

Slide 20 - Tekstslide

En wat betekent het voor het nieuwe land?

Slide 21 - Tekstslide

 Aantekening § 1.2 Patronen: bevolkingsspreiding
  • Wat is het verschil tussen bevolkingsspreiding en bevolkingsdichtheid?
  • Bevolkingsdichtheid geeft het gemiddeld aantal inwoners per vierkante kilometer aan.
  • Bevolkingsspreiding geeft aan waar de mensen wonen. 

  • Waarom zijn sommige gebieden dicht bevolkt?
  • West-Europa: gunstige ligging
  • Kust Zuid-Amerika: koloniaal verleden
  • ZO-Azië: gunstige natuurlijke omstandigheden



Slide 22 - Tekstslide

  Aantekening § 1.2 Patronen: bevolkingsspreiding
  • Voorbeeld: Mekongdelta. 425 mensen per vierkante kilometer.
  • Oorzaak: vochtig, warm, vlak en vruchtbaar > meerdere oogsten per jaar mogelijk.
  • Natte rijstbouw zorgt voor: voldoende voedsel, voldoende werkgelegenheid 

  • Regel: natuurlijke omstandigheden hebben grote invloed op bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding



Slide 23 - Tekstslide

  Aantekening § 1.2 Patronen: bevolkingsspreiding
  • Voorbeeld: verklaar ongelijke bevolkingsspreiding in Tunesië
  • Oorzaak: door de droogte is de bevolkingsdichtheid in het Zuiden minder hoog.
  • Verklaring: in een droger gebied zijn de bestaansmogelijkheden voor de agrarische bevolking kleinder dan in een vochter gebied. 


Slide 24 - Tekstslide

  Aantekening § 1.2 Patronen: bevolkingsspreiding
  • Wanneer besluit iemand te migreren (push- en pullmodel)
  • Regel: iemand migreert wanneer voor hem de pushfactoren in het vertrekgebied zwaarder wegen dan de pullfactoren van het vestigingsgebied.
  • De pullfactoren in het vestigingsgebied worden juist hoger ingeschat en de migrant denkt de tussenliggende hindernissen te kunnen overwinnen. 


Slide 25 - Tekstslide

Maken §1.2 Opdr. 1 t/m 6.
In stilte. 
timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

5 min pauze

Slide 27 - Tekstslide

Reflectie op lesdoel
  • Bevolkingsdichtheid en -spreiding kunnen verklaren
  • Mondiale migratiestromen kunnen uitleggen aan de hand van push- en pullfactoren

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide