Tekstdoelen en tekstsoorten

We gaan nu 15 minuten lezen
timer
15:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

We gaan nu 15 minuten lezen
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Tekstdoelen, tekstvormen en tekstsoorten

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je:
- welke tekstdoelen er zijn en wat ze betekenen
-waar je een tekstdoel in de les kunt vinden

Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoelen
Een schrijver heeft altijd een bepaald doel met zijn teksten, hij wil iets bij de lezer bereiken. 

Slide 4 - Tekstslide

Welke tekstdoelen ken je nog?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Wat is het doel van de spreker in dit filmpje?
A
Amuseren (vermaken, ter ontspanning)
B
Uiteenzetten (uitleg geven)
C
Beschouwen (aan het denken zetten)
D
Informeren (feiten)

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het doel van de schrijver met dit stuk?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Overhalen

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Wat is het doel van dit filmpje?
A
Betogen( overtuigen)
B
Activeren (overhalen iets te doen)
C
Beschouwen (aan het denken zetten)
D
Uiteenzetten (uitleg geven )

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het doel van deze tekst?
A
Activeren (overhalen iets te doen)
B
Betogen (overtuigen)
C
Informeren (feiten)
D
Uiteenzetten (uitleg geven)

Slide 14 - Quizvraag

Abortus, rechtvaardig of niet?
Het aantal abortussen in Nederland is sinds 1993 met bijna 50% gestegen. Jaarlijks worden in ons land zo’n 18000 zwangerschappen afgebroken door middel van een kunstmatig opgewekte abortus, wetenschappelijk ook wel abortus provocatus genoemd. De meningen over abortus verschillen sterk. Deze uiteenlopende meningen zijn vaak het gevolg van  verschillende ethische visies.                   

Slide 15 - Tekstslide

Welk tekstdoel heeft deze tekst?
A
Betogen (overtuigen)
B
Activeren (overhalen iets te doen)
C
Beschouwen (aan het denken zetten, van verschillende kanten laten zien)
D
Informeren (feiten)

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel van deze tekst?
A
Informeren (feiten)
B
Uiteenzetten (uitleg geven)
C
Betogen (overtuigen)
D
Beschouwen (aan het denken zetten)

Slide 18 - Quizvraag

Een tekstdoel kun je vaak al afleiden uit de titel van een tekst.

Slide 19 - Tekstslide

Het geheel van argumenten en standpunt wordt redenering of argumentatie genoemd.

Het verband tussen argumenten en standpunt noemen we een argumentatieschema.

Slide 20 - Tekstslide

De argumentatie kan gebaseerd zijn op:.

  • oorzaak en gevolg
  • kenmerk of eigenschap
  • voor- en nadelen
  • voorbeelden
  • vergelijking
  • autoriteit
SCHRIJF MEE!

Slide 21 - Tekstslide

Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg.
Een feit of gebeurtenis leidt tot een ander feit of andere gebeurtenis.

Slide 22 - Tekstslide

Argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap.
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft een onderdeel van de groep dat kenmerk ook.

Slide 23 - Tekstslide

Argumentatie op basis van voor- en nadelen.
Hier wordt een afweging gemaakt: de voordelen worden vergeleken met de nadelen. Op basis daarvan wordt een oordeel uitgesproken.

Slide 24 - Tekstslide

Argumentatie op basis van voorbeelden.
Argumenten zijn gebaseerd op voorbeelden.

Slide 25 - Tekstslide

Argumentatie op basis van vergelijking
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen twee gevallen. 

Slide 26 - Tekstslide

Argumentatie op basis van autoriteit
Een standpunt wordt ondersteund door een uitspraak van een deskundige of gezaghebbende.

Slide 27 - Tekstslide

Mensen zouden wat meer met de fiets naar hun werk moeten gaan, want dat is goed voor het milieu en het is goed voor hun conditie.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 28 - Quizvraag

Het is de hoogste tijd dat de lonen van alle Nederlanders omhoog gaan. De president van De Nederlandsche Bank heeft dat laatst ook in een interview gezegd.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 29 - Quizvraag

Ik denk dat hij zich nauwelijks betrokken voelt bij het bedrijf en zijn collega's. Zo heeft hij zich gisteren ziek gemeld, terwijl hij 's middags wel in de sportschool was.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van autoriteit
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 30 - Quizvraag

Ik vrees dat de leerkrachten in het basisonderwijs de zo gewenste loonsverhoging niet zullen krijgen; de docenten in het voortgezet onderwijs kregen immers laatst ook niet meer salaris.
A
Argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
Argumentatie op basis van voor- en/of nadelen
C
Argumentatie op basis van vergelijking
D
Argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 31 - Quizvraag

Aan de slag!
Ga naar de classroom en maak de opdracht: Oefeningen theorie proefwerk toetsweek.

Slide 32 - Tekstslide