persoonlijk voornaamwoorden en avoir

Bonjour tout le monde!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour tout le monde!

Slide 1 - Tekstslide

Quel est l'objectif?
- jullie kunnen aan het eind van de les het werkwoord 'avoir' herkennen en vervoegen. Ook kennen jullie de persoonlijk voornaamwoorden in het Frans.

Slide 2 - Tekstslide

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Wat is een persoonlijk voornaamwoord?



Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden
ik
je / j'
jij
tu
hij
il
zij
elle
men/we (spreektaal)
on
wij 
nous
u
jullie 
vous
zij  
zij 
ils (mannelijk)
elles (vrouwelijk)

Slide 4 - Tekstslide

Vertaal: Hij
A
il
B
Elle
C
Je
D
Tu

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal: u
A
Je
B
Tu
C
nous
D
vous

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: wij
A
B
nous
C
ils
D
vous

Slide 7 - Quizvraag

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 8 - Sleepvraag

Vertaal: Zij (vrouwelijk meervoud)

Slide 9 - Open vraag

Un verbe
Le verbe "avoir"!
Mais, c'est quoi ça? 

Slide 10 - Tekstslide

Eerst even in het Nederlands
Hoe vervoegen wij het werkwoord "hebben"?

Slide 11 - Tekstslide

j' ai
Tu as
Il a
Elle a
(On a)

Slide 12 - Tekstslide

Nous avons
Vous avez
Ils ont
Elles ont

Slide 13 - Tekstslide

Eventjes oefenen...
Pratiquer

Slide 14 - Tekstslide

J'
Tu
Il / Elle
Nous
Vous
Ils / Elles
Ai
A
Ont
Avez
As
Avons

Slide 15 - Sleepvraag

Kun je het ook met zinnen?
Kies de juiste vervoeging: welke past in de zin?

Slide 16 - Tekstslide

Non, j'.... un frère
A
ai
B
a
C
as
D
ont

Slide 17 - Quizvraag

Nous ..... une voiture et un vélo
A
a
B
ont
C
avez
D
avons

Slide 18 - Quizvraag

Ils / Elles .... une grand-mère super!
A
avons
B
a
C
ont
D
avez

Slide 19 - Quizvraag

Vous ..... une grande chambre?
A
ai
B
avez
C
avons
D
as

Slide 20 - Quizvraag

Tu .... une sœur?
A
ont
B
a
C
as
D
avons

Slide 21 - Quizvraag

Il .... quinze ans
A
as
B
a
C
ai
D
avez

Slide 22 - Quizvraag

Tu ... quel âge?
A
as
B
es
C
avez
D
ont

Slide 23 - Quizvraag

La ville .... beaucoup de magasins
A
avons
B
a
C
est
D
ont

Slide 24 - Quizvraag

Jaques et Françoise .... trois pommes
A
ai
B
a
C
avons
D
ont

Slide 25 - Quizvraag

Le chat ... mal à la patte
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 26 - Quizvraag

Aan het werk!
Maak van hoofdstuk 1 oefening 30 en 31 (vanaf blz. 48). De luisteroefeningen maak je zonder te luisteren.

Slide 27 - Tekstslide