V3 H4 §3 Les 1 Verschuivende grenzen in Europa

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Verschuivende grenzen in Europa
Hoofdstuk 4 §3 Les 1
Pak je lesboek en basisboek erbij!

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken online lessen
  • Camera aan. (Geen camera aan = absent)
  • Microfoon op dempen. (Deze zet je alleen aan als je de beurt   van de docent krijgt)
  • Wil je de beurt? Dan klik je op het ''handje'' in Teams of stelt je vraag via de chat
  • Zorg dat je actief mee doet tijdens de online les! (Je hebt de online aardrijkskunde lesmethode of papieren lesboek voor je)

Slide 3 - Tekstslide

Bij dit hoofdstuk kijken we naar Europa.
Wat is het verschil tussen de EU en Europa?

Slide 4 - Open vraag

Wat zijn volgens jou de grenzen van Europa?
Noteer de Oostgrens van Europa

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen deze les
  • Je weet wat de kenmerken van een staat zijn.
  • Je weet welke soorten grenzen er zijn.
  • Je kan de verschillende cultuurgebieden onderscheiden.
  • Je weet het verschil tussen volk, natie en staat.

Slide 6 - Tekstslide

Klassikaal lezen
Lezen in basisboek B150: Staten en grenzen

Slide 7 - Tekstslide

B150 Staten en grenzen
  • Staat heeft 2 kenmerken: 
1. Duidelijk begrensd
2. Bestuur is soeverein (er staat niemand boven)
  • 2 soorten grenzen:
1. Natuurlijke grenzen (gebergte, rivier, kust)
2. Kunstmatige grenzen (door mensen bepaald, kunnen recht zijn (bijv. in Afrika) en wordt aangegeven met borden/grenspalen
  • Continentaal plat (deel van het land dat onder water staat) wordt ook begrensd: grens ligt dan in zee

Slide 8 - Tekstslide

Welk begrip past het best bij de foto?
A
Staat
B
Kunstmatige grens
C
Continentaal plat
D
Natuurlijke grens

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de natuurlijke grens tussen Europa en Afrika?

Slide 10 - Open vraag

B152 Cultuur
  • Cultuur: alles wat je hebt aangeleerd (taal, godsdienst, gebruiken)
  • Of inrichting van een gebied: kerken, moskeeën, fietspaden enz.

  • 7  of 10 cultuurgebieden (globaal, want er zijn wel verschillen binnen dat gebied) 
  • Diffusie: cultuurelementen worden verspreid (denk aan taal, muziek, kleding en feesten)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat zou de titel van deze kaart zijn?

Slide 13 - Open vraag

Juist of onjuist?
Tot cultuur behoort alles wat je hebt aangeleerd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

B151 Volk, natie, staat
  • Volk: groep mensen met dezelfde cultuur.
  • Natiestaat: een land met één volk in de meerderheid.
  • De grenzen van een staat en woongebied van een volk vallen niet altijd samen: meerdere volken in 1 staat of een volk is verdeeld over meerdere staten. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welk begrip past bij deze uitleg?
Een duidelijk begrensd gebied met een soeverein bestuur
A
Staat
B
Natie
C
Natiestaat
D
Volk

Slide 17 - Quizvraag

Is IJsland een voorbeeld van een natiestaat?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Foto: Muur in Belfast

Slide 19 - Tekstslide

Welk cultuurelement heeft te maken met de muur in Belfast? Leg je antwoord uit.
Je mag dit even opzoeken op internet (2 minuten)

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
Wat? 
In online werkboek maken Hfst 4 §3 opdr. 1 t/m 3

Hoelang?
12 minuten

Vragen?
Stel ze via een Teams chat bericht aan de docent
We eindigen de les klassikaal, dus blijf online!
timer
12:00

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
  • Je weet wat de kenmerken van een staat zijn.
  • Je weet welke soorten grenzen er zijn.
  • Je kan de verschillende cultuurgebieden onderscheiden.
  • Je weet het verschil tussen volk, natie en staat.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Volgende les
Aanrader (niet verplicht):  
Wat is de oorzaak van de oorlog tussen Armenië en Azerbeidzjan? (https://www.youtube.com/watch?v=YU2v38hRRbg) 

Huiswerk (wel verplicht):
Maken in online werkboek Hoofdstuk 4 §3 opdr. 1 t/m 3

Slide 25 - Tekstslide

Wat vond je van deze les?

Slide 26 - Woordweb