In de ....., in de ......, klom ik op het trapje naar het ..........
A
manenschijn
raamkozijn
B
maneschijn
raam kozijn
C
manenschijn
raam kozijn
D
maneschijn
raamkozijn
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
In de ....., in de ......, klom ik op het trapje naar het ..........
A
manenschijn
raamkozijn
B
maneschijn
raam kozijn
C
manenschijn
raam kozijn
D
maneschijn
raamkozijn
Slide 1 - Quizvraag
kippevoer of kippenvoer?
A
kippevoer
B
kippenvoer
Slide 2 - Quizvraag
reuzenleuk of reuzeleuk
A
reuzenleuk
B
reuzeleuk
Slide 3 - Quizvraag
Reuzeleuk
Waarom? Het eerste deel van deze samenstelling is geen zelfstandig naamwoord. Het is een versterkende vorm.
Let nu goed op de volgende....
Slide 4 - Tekstslide
reuzenrad of reuzerad
A
reuzenrad
B
reuzerad
Slide 5 - Quizvraag
Reuzenrad
Waarom? Het eerste deel is hier wél een zelfstandig naamwoord. Het verwijst naar een enorm groot rad.
Reus - reuzen.
Slide 6 - Tekstslide
welke twee woorden zijn correct gespeld?
A
berenklauw
beresterk
B
apenrots
apentrots
C
wiegenlied
wiegendeken
D
spinnenweb
spinnenwiel
Slide 7 - Quizvraag
Berenklauw & beresterk
Berenklauw is een plant met grote bloemen die lijken op de klauw van een beer.
Beresterk is vergelijkbaar met reuzeleuk: het is een versterkend woord maar verwijst niet naar een beer.
Slide 8 - Tekstslide
erover heen of eroverheen
A
erover heen
B
eroverheen
Slide 9 - Quizvraag
eroverheen
De regel is dat we samenstellingen zo veel mogelijk aan elkaar schrijven.
Slide 10 - Tekstslide
reclameindustrie of reclame-industrie
A
reclameindustrie
B
reclame-industrie
Slide 11 - Quizvraag
welk woord is correct geschreven?
A
cholesterol verlagend
B
koffie zet apparaat
C
grammatica onderwijs
D
kortetermijnoplossing
Slide 12 - Quizvraag
lawaai maker of lawaaimaker?
A
lawaai maker
B
lawaaimaker
Slide 13 - Quizvraag
low budget hotel of lowbudgethotel
A
low budget hotel
B
lowbudgethotel
Slide 14 - Quizvraag
welk woord is goedgeschreven?
A
van te voren
B
vante voren
C
vantevoren
D
van tevoren
Slide 15 - Quizvraag
van tevoren = correct
Tevoren wordt als één woord beschouwd en behandeld. De woorden van en tevoren zijn niet tot één woord samengesmolten en worden daarom los geschreven.
Slide 16 - Tekstslide
welk woord is goedgeschreven?
A
paardebloem
B
paardekracht
C
paardenstal
Slide 17 - Quizvraag
welk woord is correct gespeld?
A
fitness-studio
B
fitness studio
C
fitnessstudio
Slide 18 - Quizvraag
Fitnessstudio en fitness-studio zijn allebei correct. Volgens de regels zou het fitnessstudio zijn, maar omwille van de leesbaarheid mag er een streepje tussen.