In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nederlands Grammatica
november 2021
Slide 1 - Tekstslide
Planning
- Lezen
- Kahoot - Uitleg grammatica zinsdelen
Slide 2 - Tekstslide
timer
1:00
Slide 3 - Tekstslide
Verdeel de zin in zinsdelen
Deze sportman geeft zijn kinderen elke dag twee gezonde appels.
-Geeft deze sportman zijn kinderen elke dag twee gezonde appels?
-Elke dag geeft deze sportman zijn kinderen twee gezonde appels.
Slide 4 - Tekstslide
Verdeel de zin in zinsdelen
Deze sportman / geeft / zijn kinderen / elke dag / twee gezonde appels.
-Geeft / deze sportman / zijn kinderen / elke dag / twee gezonde appels?
-Elke dag / geeft / deze sportman / zijn kinderen / twee gezonde appels.
Slide 5 - Tekstslide
Lijdend voorwerp
De mentor overhandigde Andries zijn rapport.
O = de mentor pv = overhandigde wg = overhandigde
Lijdend voorwerp:
Wie/wat + wg + onderwerp?
Slide 6 - Tekstslide
Lijdend voorwerp
De mentor overhandigde Andries zijn rapport.
o = de mentor pv = overhandigde wg = overhandigde
Lijdend voorwerp:
Wie/wat + wg + onderwerp?
Wat overhandigde de mentor?
= zijn rapport
Slide 7 - Tekstslide
o = de oppas
pv/wg = overhandigde
Wie overhandigt de oppas?
o = de oppas
pv/wg = overhandigde
Wat onderhandelt de oppas?
Lijdend voorwerp:
Wie/wat + wg + onderwerp?
De oppas overhandigt aan moeder Alieke de huilende Timon.
De oppas overhandigt aan moeder Alieke de knuffel.
Slide 8 - Tekstslide
Stelling: Het lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
aan, achter, bij, in, langs, met, naast, onder, op, over, voor enzovoorts.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Kan in zinnen met een lijdend voorwerp ook een meewerkend voorwerp voorkomen?
A
ja
B
nee
Slide 10 - Quizvraag
Voor wie is het rapport bestemd?
De mentor overhandigde Andries zijn rapport.
O = de mentor pv = overhandigde wg = overhandigde lv = zijn rapport
Meewerkend voorwerp:
Aan wie/voor wie + wg + onderwerp + lijdend voorwerp?
Slide 11 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Meewerkend voorwerp:
Aan wie/voor wie + wg + onderwerp + lijdend voorwerp?
Let op:
Alleen als je aan/voor kunt weglaten of toevoegen is een zinsdeel een mv.
Slide 12 - Tekstslide
Meewerkend voorwerp
Ik mag aan de koningin een bos bloemen overhandigen.
Ik mag de koningin een bos bloemen overhandigen.
Meewerkend voorwerp:
Aan wie/voor wie + wg + onderwerp + lijdend voorwerp?
Let op:
Alleen als je aan/voor kunt weglaten of toevoegen is een zinsdeel een mv.
Slide 13 - Tekstslide
bijwoordelijke bepaling
Slide 14 - Tekstslide
Zullen veel tv-kijkers na de uitzending het zieke jongetje een kaartje sturen?
Slide 15 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde / werkwoordelijk gezegde
Slide 16 - Tekstslide
Een naamwoordelijke gezegde zegt wat iemand/iets [...............].
Een werkwoordelijk gezegde zegt wat iemand/iets [...............]
Slide 17 - Open vraag
Het onderwerp is/wordt iets.
Het onderwerp doet iets.
De oude vrouw lijkt ziek.
De jongen fietst naar huis.
De jongen schijnt aardig te zijn
De jongen doet opeens heel aardig.
Tanja is kampioen geworden.
Slide 18 - Sleepvraag
Tanja is kampioen van het JFC geworden.
1. Tanja is/wordt iets.
2. Koppelwerkwoord?
3. Naamwoordelijk deel:
WAT + PERSOONSVORM + ONDERWERP + OVERIGE WERKWOORDEN
Naamwoordelijk gezegde
Slide 19 - Tekstslide
Naamwoordelijk deel:
WAT + PERSOONSVORM + ONDERWERP + OVERIGE WERKWOORDEN
Wat is Tanja geworden? [kampioen van het JFC]
Werkwoordelijk deel:
Alle werkwoorden uit de zin.
is geworden
Tanja is kampioen van het JFC geworden.
Slide 20 - Tekstslide
Naamwoordelijk deel:
WAT + PERSOONSVORM + ONDERWERP + OVERIGE WERKWOORDEN
Wat is Tanja geworden? [kampioen van het JFC]
Werkwoordelijk deel:
Alle werkwoorden uit de zin.
is geworden
Tanja is kampioen van het JFC geworden.
Hoe noteer je dat?
pv+[naamwoordelijk deel]+overige werkwoorden.
Naamwoordelijk gezegde:
is [kampioen van het JFC] geworden
Slide 21 - Tekstslide
Huiswerk: ItsLearning
Donderdag: samengestelde zinnen.
Slide 22 - Tekstslide
Persoonsvorm
De kat wil graag voer hebben.
Persoonsvorm?
Maak een vraagzin -> Wil de kat graag voer hebben?
Slide 23 - Tekstslide
Persoonsvorm
De kat wil graag voer hebben.
Persoonsvorm?
Maak een vraagzin -> Wil de kat graag voer hebben?
Stelling:
Op de basisschool en in de brugklas zoek je de persoonsvorm op door middel van een vraagzin, maar in de hogere klassen heb je een andere manier nodig om de persoonsvorm te vinden.
Slide 24 - Tekstslide
Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
De allerleukste school van Nederland, het JFC, heeft pas een heel leuk schoolfeest gehad.
Omdat Jenny voetbal erg leuk vindt, gaat zij vanavond een wedstrijd kijken.
Ik noteer de datum van jouw verjaardag in mijn agenda.
Slide 25 - Sleepvraag
UITLEG
SAMENGESTELDE ZINNEN
HOOFD- en BIJZINNEN
+
HERHALING LIJDEND VOORWERP/MEEWERKEND VOORWERP EN NAAMWOORDELIJK GEZEGDE
ZELFSTANDIG WERKEN
Je mag ook zelfstandig werken: het huiswerk maken, controleren of je de leerdoelen behaald heb of je leesboek lezen.
Slide 26 - Tekstslide
Enkelvoudige zin:
1 persoonsvorm
-Hij is heel blij.
-De allerleukste school van Nederland, het JFC, heeft pas een heel leuk schoolfeest gehad.
Samengestelde zin :
Meerdere persoonsvormen
-Hij fietst naar school en is heel blij.
-De hockeywedstrijd is heel spannend, daarom zit ik op het puntje van mijn stoel.
Slide 27 - Tekstslide
hoofdzin/bijzin
Toen Joseph wegrende, gingen de andere jongens hem achterna.
Persoonsvorm?
Onderwerp?
Slide 28 - Tekstslide
hoofdzin/bijzin
Toen Josephwegrende, gingende andere jongens hem achterna.
Persoonsvorm
Persoonsvorm
Onderwerp
Onderwerp
Slide 29 - Tekstslide
Wat is een kenmerk van een bijzin?
o = onderwerp
pv = persoonsvorm
A
de pv staat voorin de zin
B
tussen o & pv kunnen andere onderdelen staa
C
er zitten meerdere pv's in de bijzin
D
o en pv staan naast elkaar
Slide 30 - Quizvraag
Hoofdzin of bijzin?
(bijna) nooit
Slide 31 - Tekstslide
Persoonsvorm
Persoonsvorm
Onderwerp
Onderwerp
Toen Josephwegrende,
gingende andere jongens hem achterna.
Slide 32 - Tekstslide
Persoonsvorm
Persoonsvorm
Onderwerp
Onderwerp
Toen Josephwegrende,
gingende andere jongens hem achterna.
Slide 33 - Tekstslide
Persoonsvorm
Onderwerp
Toen Josephwegrende,
Slide 34 - Tekstslide
Toen Josephwegrende,
Toen Joseph hard wegrende,
Toen Joseph bibberend wegrende,
Toen Josephwegrende,
Slide 35 - Tekstslide
-gingende andere jongens
hem achterna.
-gingen niet de andere jongens
hem achterna.
-gingen snel de andere jongens hem achterna.
gingende andere jongens hem achterna.
Slide 36 - Tekstslide
bijzin
hoofdzin
Persoonsvorm
Persoonsvorm
Onderwerp
Onderwerp
Toen Josephwegrende,
gingende andere jongens hem achterna.
Slide 37 - Tekstslide
bijzin + hoofdzin
hoofdzin + hoofdzin
hoofdzin + bijzin
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
hoofdzin + bijzin + bijzin
Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes.
Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes, omdat zij die zo lekker vindt.
Als je vanavond langskomt, zal ik je het allerlaatste nieuwtje vertellen.
Ik kom vanavond langs en ik vertel jou dan het laatste nieuwtje.
Toen opa rookte, vond ik dat vies.
Slide 38 - Sleepvraag
Dat hij rookt, vind ik vies.
Ik vond het vies, dat hij rookte.
Slide 39 - Tekstslide
Ik kan aangeven of een samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin รณf uit twee hoofdzinnen.