H6+8+9.1+9.2 Ecologie VWO 5 Formuleervragen oefenen

H6+ H8+ 9.1.+9.2 Ecologie VWO 5 Formuleervragen oefenen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6+ H8+ 9.1.+9.2 Ecologie VWO 5 Formuleervragen oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Oefenen formuleervragen
De volgende opdrachten komen uit recente eindexamens VWO. Het zijn vooral opdrachten waarbij gevraagd wordt naar een uitleg voor minstens 2 punten.

Bij een uitleg of verklaring wordt gevraagd naar opeenvolgende oorzaak-gevolgstappen. Elk punt dat je kunt krijgen voor de vraag is dan een stap (let op, soms krijg je 1 punt pas voor 2 kleine stappen). Bij beredeneren moet je biologische kennis gebruiken en vaak combineren met kennis uit de bron (tekst of gegevens) om een stelling te onderbouwen of ondersteunen. 

Kijk je antwoorden kritisch na m.b.v. het antwoordmodel. Let op dat je alle denkstappen moet noteren voor een punt en dat je biologische begrippen in het antwoord moet gebruiken of uitleggen. 

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 1 
De productie van plantaardige eiwitten is ecologisch duurzamer dan de productie van dierlijke eiwitten.

Leg dit uit aan de hand van de energiestroom in de voedselketen. (2p)


Slide 3 - Tekstslide

De productie van plantaardige eiwitten is ecologisch duurzamer dan de productie van dierlijke eiwitten.
Leg dit uit aan de hand van de energiestroom in de voedselketen. (2p)

Slide 4 - Open vraag

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat
• energie verloren gaat bij de schakel van producenten/planten naar consumenten/dieren / bij iedere schakel in de voedselketen 1p
• de productie van plantaardige eiwitten (daardoor) minder grondstoffen/grondgebruik vergt (dan de productie van dezelfde hoeveelheid dierlijke eiwitten) 1p


Slide 5 - Tekstslide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 6 - Quizvraag

Vraag 2+3
Paleo-ecoloog Thomas van Hoof van Universiteit Utrecht vermoedt dat er een link is tussen de pestepidemie die heerste in de veertiende eeuw en de tijdelijke verlaging van de CO2-concentratie in de atmosfeer in die tijd. Plantaardige resten uit een oude riviertak geven hiervoor aanwijzingen. Van Hoof onderzocht de bodem van een verlande riviertak van de Roer (afbeelding 1). Met behulp van een grondboor nam hij bodemmonsters tot een diepte van vier meter. De bodem bleek voor een groot deel te bestaan uit organische resten uit de periode 1000-1500 na Chr. In de bodemmonsters waren eeuwenoude, maar nog steeds determineerbare plantenresten aanwezig.
 Leg uit waardoor deze plantenresten in de bodem eeuwenlang bewaard zijn gebleven zonder afgebroken te worden. (2p)



Slide 7 - Tekstslide

Vraag 2: In de bodemmonsters waren eeuwenoude, maar nog steeds determineerbare plantenresten aanwezig.
Leg uit waardoor deze plantenresten in de bodem eeuwenlang bewaard zijn gebleven zonder afgebroken te worden. (2p)

Slide 8 - Open vraag

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat
• de plantenresten werden afgesloten van zuurstof 1p
• (waardoor) reducenten ze niet of nauwelijks konden afbreken / er geen aerobe dissimilatie kon optreden 1p
Opmerkingen: Als de kandidaat alleen aangeeft dat plantenresten niet afgebroken werden, het tweede scorepunt niet toekennen.
Als de kandidaat aangeeft dat er geen of minder rotting kon optreden, het tweede scorepunt toekennen.



Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 10 - Quizvraag

Vraag 2+3
Volgens Van Hoof is het aannemelijk dat de daling van de CO2- concentratie in de atmosfeer vanaf 1350 is veroorzaakt door de pestepidemie die West-Europa toen teisterde. Door deze epidemie stierf een derde van de bevolking van Europa. Uit de pollenanalyses van de bodemmonsters blijkt dat er veranderingen in de vegetatie optraden tijdens de pestepidemie: er wordt steeds minder stuifmeel van granen en grassen aangetroffen, terwijl het aandeel stuifmeel van bomen en struiken toeneemt. Deze veranderingen in vegetatie zouden geleid hebben tot een afname van de CO2-concentratie in de atmosfeer.

Beredeneer hoe door de pestepidemie de veranderingen in de vegetatie en de afname van de CO2-concentratie tot stand kunnen zijn gekomen. (3p)




Slide 11 - Tekstslide

Vraag 3: Beredeneer hoe door de pestepidemie de veranderingen in de vegetatie en de afname van de CO2-concentratie tot stand kunnen zijn gekomen. (3p)

Slide 12 - Open vraag

Antwoordmodel (3p)
Uit het antwoord moet blijken dat
• er door de pest(epidemie) minder landbouw was 1p
 • (waardoor) de voormalige akkers/weiden in bos veranderden 1p
• (waardoor) meer CO2 door de vegetatie werd vastgelegd1p
 Opmerkingen: Als de kandidaat antwoordt dat er minder bos werd gekapt, het eerste scorepunt toekennen. 
Als de kandidaat antwoordt dat er minder hout werd verstookt, het derde scorepunt toekennen.



Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 14 - Quizvraag

Vraag 4+5
In de tomatenteelt betekent ‘productie’ het aantal kilogram tomaten per oppervlakte in een bepaalde tijd. Dat is heel wat anders dan de in de ecologie gebruikte term netto primaire productie (NPP).

Waarin verschilt de door de telers gebruikte term productie van tomaten in een kas van het begrip NPP in dezelfde kas? (2p)





Slide 15 - Tekstslide

Vraag 4: Waarin verschilt de door de telers gebruikte term productie van tomaten in een kas van het begrip NPP in dezelfde kas? (2p)

Slide 16 - Open vraag

Antwoordmodel (2p)
Uit het antwoord moet blijken dat
• de ‘productie’ betrekking heeft op alleen de vruchten van de plant / de NPP betrekking heeft op de (tomaten)planten als geheel 1p
• bij ‘productie’ het versgewicht wordt gebruikt / de NPP het drooggewicht / de biomassa / het gewicht aan organische stof omvat 1p




Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
2
D
ik weet het echt niet

Slide 18 - Quizvraag

Vraag 4+5
Twee sectoren in de tomatenteelt zijn:
1 de gangbare teelt, waarbij de planten op steenwol groeien in een oplossing met voedingszouten
2 de biologische teelt, waarbij de planten groeien in aarde die regelmatig met compost wordt bijgemest

Om een even hoog CO2-gehalte in de kas te handhaven hoeft bij de biologische teelt minder CO2 toegevoegd te worden dan bij de gangbare teelt.
Geef hiervoor een verklaring. (1p)






Slide 19 - Tekstslide

Vraag 5: Om een even hoog CO2-gehalte in de kas te handhaven hoeft bij de biologische teelt minder CO2 toegevoegd te worden dan bij de gangbare teelt.
Geef hiervoor een verklaring. (1p)

Slide 20 - Open vraag

Antwoordmodel (1p)
Uit het antwoord moet blijken dat in de biologische teelt de bodemorganismen/reducenten ook CO2 produceren.




Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel punten denk je dat je hebt gehaald?
A
0
B
1
C
ik weet het echt niet

Slide 22 - Quizvraag