B3H1 - Mercredi 8 juin 2022

Mardi 14 juin 2022
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Mardi 14 juin 2022

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
  • Overhoren herhaalwoorden 
  • Herhalen grammaire II: de trappen van vergelijking
  • Grammaire II: oefenen / herhalen

Lesdoel:
  • Aan het einde van deze les weet je hoe je het bijvoeglijk naamwoord in de juiste vorm gebruikt
  • Aan het einde van deze les kun je verschillende trappen van vergelijkingen maken 

Slide 2 - Tekstslide

Trappen van vergelijking 

Slide 3 - Tekstslide

2. Bij een vergrotende trap komt het woord ... voor het bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Open vraag

1. Een verkleinende trap maak je in het Frans met het woord ...
A
moins
B
aussi
C
plus
D
le moins

Slide 5 - Quizvraag

3. Een vergelijkende trap maak je door het woord ... voor het bijvoeglijk naamwoord te zetten.
A
moins
B
aussi
C
plus

Slide 6 - Quizvraag

Résumé
Een vergrotende, vergelijkende en verkleinende trap maak je met de woorden plus, aussi en moins
Hierna komt het bijvoeglijk naamwoord (in de goede vorm!). 

Als je wil zeggen 'dan/als', dan komt er na het bijvoeglijk naamwoord het woordje que / qu'

Ils sont aussi sportifs que toi. 

Slide 7 - Tekstslide

Een overtreffende trap maak je door ..., ... of ... voor 'plus' of 'moins' te zetten, gevolgd door een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 8 - Open vraag

De vergrotende trap van 'bon' (goed) is ...
A
mieux
B
meilleur(e)(s)
C
le meilleur

Slide 9 - Quizvraag

De vergrotende trap van 'mauvais' (slecht) is ...
A
plus mauvais(e)(s)
B
plus pire(s)
C
pire(s)

Slide 10 - Quizvraag

Maak de overtreffende trap:
Sophie et Lisa sont ... (de beste) élèves

Slide 11 - Open vraag

Geef aan of de zin klopt:
Ma note est pire que ta note. (Mijn cijfer is slechter dan jouw cijfer)
A
vrai
B
faux

Slide 12 - Quizvraag

Oefenen / herhalen
Begrijp je deze uitleg al goed én die van het bijvoeglijk naamwoord? --> Ga dan verder met het oefenblad over de trappen van vergelijking. 

Vind je het bijvoeglijk naamwoord nog moeilijk? Maak dan eerst de opdracht over het bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 13 - Tekstslide