Grammar: Q and N, Word order

Lesson plan
Present Simple
Past Simple
Word order
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesson plan
Present Simple
Past Simple
Word order

Slide 1 - Tekstslide

The Present Simple
Present Simple

Slide 2 - Tekstslide

The Present Simple

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Present simple: Important!

!!! Questions and Negations  !!!

Hier heb je do(n't) / does(n't) nodig + hele werkwoord!


Vraagzin: Do you like to watch TV?

Does he like to watch TV?

Ontkenning: I don't like to watch TV.

He doesn't like to watch TV.

Slide 5 - Tekstslide

Jack ..... to a film club on Wednesdays
A
go
B
goes

Slide 6 - Quizvraag

I .... reading in my free time
A
loves
B
love

Slide 7 - Quizvraag

.... Ollie play the guitar?
A
does
B
do

Slide 8 - Quizvraag

Asking questions

Do of Does voor de zin plakken als het er een echt werkwoord in de zin staat.

It plays with the ball.

Plays is een echt werkwoord (kun je uitbeelden).

Dus:

Does it play with the ball?

De -s achter play verdwijnt, want je gebruikt het hele ww

Slide 9 - Tekstslide

They ..... each other during the week
A
don't see
B
doesn't see
C
don't saw
D
doesn't saw

Slide 10 - Quizvraag

2.Questions with 'to do'
Exercise: Fill in 'do' or 'does'
                                         


1.  ...... Sandra travel by train?



2.  ...... you have a new pen?



3.  ...... they talk during all lessons?



4.  ...... he buy new shoes every month?



Slide 11 - Tekstslide

Sandra travels by train
A
Do Sandra travel by train?
B
Does Sandra travels by train?
C
Does Sandra travel by train?
D
Do Sandra travels by train?

Slide 12 - Quizvraag

.... you have a new pen?
A
do
B
does

Slide 13 - Quizvraag

They talk during the lesson
A
Do they talk during the lesson?
B
Does they talks during the lesson?
C
Do they talks during the lessons?

Slide 14 - Quizvraag


Past Simple

Slide 15 - Tekstslide

The past simple

Slide 16 - Tekstslide

Negation with irregular verbs in the past simple

They wrote a letter
They didn't write in New York.

1. Zet didn't voor het werkwoord.
2. Zet het werkwoord in de present simple (1e vorm).

Slide 17 - Tekstslide

Past Simple
Je gebruikt de past simple als iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.

Bij regelmatige werkwoorden komt er -ed achter.
Bij onregelmatige werkwoorden zijn hier geen regels voor. Deze moet je weten/leren




Slide 18 - Tekstslide

3. Find the past simple for these irregular verbs
  • Gaan
  • Denken
  • Maken
  • Lezen
  • Groeien
  • Ontmoeten
timer
3:00

Slide 19 - Tekstslide

3. Find the past simple for these irregular verbs
  • Gaan (go) - went
  • Denken (think) - thought
  • Maken (make) - made
  • Lezen (read) - read
  • Groeien (grow) - grew
  • Ontmoeten (meet) - met
timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

4.Past Simple: Revision

Slide 21 - Tekstslide

5.Past simple regular verbs

Past simple irregular verbs
swim
walk
drive
cook
give
have

Slide 22 - Sleepvraag

Woordvolgorde

Wie doet wat waar wanneer?
   

          O              ww              lv             plaats                    tijd

Slide 23 - Tekstslide

EXAMPLE:
Peter liep vanmiddag samen met Patrick naar zijn huis.
Peter walked together with Patrick to his house this afternoon.

Slide 24 - Tekstslide

Stap 1?
A
werkwoorden
B
tijd
C
onderwerp
D
plaats

Slide 25 - Quizvraag

Stap 2?
A
werkwoorden
B
onderwerp
C
plaats
D
tijd

Slide 26 - Quizvraag

Stap 3?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
plaats
D
tijd

Slide 27 - Quizvraag

Stap 4?
A
plaats
B
werkwoorden
C
onderwerp
D
tijd

Slide 28 - Quizvraag

stap 5?
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
tijd
D
werkwoorden

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Video

Answer YES or NO:
My neighbour will tomorrow
have a party.

Slide 31 - Open vraag

Answer YES or NO:
Last night had we a meeting at school with the teacher.

Slide 32 - Open vraag

TIP!
Zet de werkwoorden van de zin bij elkaar!

Ik heb gisteren heel veel friet gegeten.
I have eaten a lot of fries yesterday.

Slide 33 - Tekstslide

Put in the correct order:
at the zoo / saw / a week ago /
an elephant / my family and I

Slide 34 - Open vraag

Put in the correct order:
shopping / went / the girls / this morning / at the mall

Slide 35 - Open vraag