In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
TC A2 herhaling
Zinnen maken met: om-of-omdat-als-dat
Meervouden maken
Scheidbare werkwoorden gebruiken
Slide 1 - Tekstslide
Ik kijk op internet, omdat ....
(zoeken - baan)
antwoord:
Ik kijk op internet, omdat ik een baan zoek.
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
omdat - als
Slide 4 - Tekstslide
Maak de zin af: Ik eet geen vlees, omdat....
Slide 5 - Open vraag
Ik houd van katten, omdat...
Slide 6 - Open vraag
Ik ga niet naar buiten als....
Slide 7 - Open vraag
Ik ben gelukkig als....
Slide 8 - Open vraag
Zinnen met dat en als
Zijn vriend zegt dat hij de beste van hun team is.
Hij denkt dat Tom in het eerste team gaat spelen.
De trainer vraagt of Tom wel eens over en voetbalcarrière droomt.
Waar staan de werkwoorden?
Waar staat wie/wat?
Of: na een vraag. Dat: nadat iets gezegd is.
Slide 9 - Tekstslide
Waar staan de werkwoorden?
Zijn vriend zegt dat hij de beste van hun team is.
Hij denkt dat Tom in het eerste team gaat spelen.
De trainer vraagt of Tom wel eens over en voetbalcarrière droomt.
Dus... waar staan de werkwoorden na - hij zegt dat ....
- hij denkt dat ....
- hij vraagt of ....
Slide 10 - Tekstslide
Maak de zin af: Ik vraag aan mijn moeder of.....
Slide 11 - Open vraag
Hij vraagt aan zijn broer of....
Slide 12 - Open vraag
Mijn vader zegt altijd dat.......
Slide 13 - Open vraag
De juf zegt dat......
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Video
Na om .... te schrijf je het hele werkwoord.
Het hele werkwoord staat op de laatste plaats.
Asriël gaat naar school om te leren.
Ik ga naar de bakker om brood tekopen.
Stelt iemand een vraag met waarvoor?
Dan kun je antwoord geven met om ... te.
Waarvoor ga je naar school? Om Nederlands te leren.
Waarvoor gebruik je je pen? Om te schrijven.
Slide 16 - Tekstslide
Ik pak een lepel om.....
Slide 17 - Open vraag
Ik pak een pen om....
Slide 18 - Open vraag
Luister goed
De woorden aan de linkerkant hebben allemaal een lange klank
aa / oo/ uu/ oo /ie/, maar je schrijft ze met één letter.
Om de lange klank te behouden, schrijf je in het meervoud een komma voor de s.
kilo’s
menu's
panda's
kiwi’s
guppy’s
Slide 19 - Tekstslide
de e doet niet mee
Bij woorden op -ee en -ie is dit niet nodig.
Daarom schrijf je de s in die gevallen aan het woord vast.
tralies
abonnees
dictees
toffees
tralies
guppy’s
Slide 20 - Tekstslide
De laatste klank is lang
De laatste letter is a, i, o, y of u
Dan apostrof s --> 's
piano's
Slide 21 - Tekstslide
Hoe type je een 's?
1
2
3
Slide 22 - Tekstslide
1 varken, 2 .....
Slide 23 - Open vraag
1 menu, 2......
Slide 24 - Open vraag
1 sleutel, 2......
Slide 25 - Open vraag
1 wc, 2.....
Slide 26 - Open vraag
1 metro, 2.......
Slide 27 - Open vraag
Ik weet nu de regels voor 's
😒🙁😐🙂😃
Slide 28 - Poll
Hoe vervoeg je een scheidbaar werkwoord?
Je schrijft eerst het werkwoord. Het andere woord staat op de laatste plaats in de zin.
Ik maak de keuken schoon.
De trein komt om 10:00 uur aan.
Wij denken eerst na.
Slide 29 - Tekstslide
Twee werkwoorden
Staan er twee werkwoorden in de zin? Dan schrijf je het scheidbare werkwoord als één woord. Het scheidbare werkwoord staat op de laatste plaats in de zin.
Slide 30 - Tekstslide
Wat is het hele werkwoord? De docent legt de opdracht uit.
Slide 31 - Open vraag
Wat is het hele werkwoord? Ik schrijf de woorden op.
Slide 32 - Open vraag
Schrijf de goede vorm van het werkwoord. Ik ___ de som ___ (uitleggen).